ECLI:NL:CRVB:2008:BD5463

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1820 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
  • M. Pijper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing WAO-uitkering op basis van geen nieuwe feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn aanvraag voor een WAO-uitkering werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herbeoordeling van zijn aanvraag rechtvaardigden. Appellant had eerder, op 24 maart 2000, een aanvraag ingediend die ook was afgewezen, en zijn verzoek om terug te komen op deze beslissing werd door het Uwv afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe informatie. Tijdens de zitting op 21 mei 2008 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.B. van der Horst.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellant in hoger beroep zijn eerdere argumenten herhaalde zonder nieuwe medische gegevens of feiten aan te voeren. De Raad concludeerde dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag af te wijzen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien om een partij in de proceskosten te veroordelen.

De uitspraak werd gedaan op 18 juni 2008 door de Centrale Raad van Beroep, met H.J. Simon als rechter en M. Pijper als griffier. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

07/1820 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2007, 05/4466 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 18 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2008. Appellant is met bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.B. van der Horst.
II. OVERWEGINGEN
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder Uwv tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 24 maart 2000 heeft het Uwv geweigerd aan appellant met ingang van
12 juli 1995 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen. Bij besluit van 18 augustus 2000 heeft het Uwv dit besluit gehandhaafd. Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard, welke uitspraak door de Raad bij uitspraak van 4 april 2003, nr. 01/3426 is bevestigd.
Bij schrijven van 25 december 2003 heeft appellant aan het Uwv verzocht om terug te komen van het besluit van 24 maart 2000. Bij besluit van 28 april 2005 heeft het Uwv dit verzoek afgewezen. Aan dit besluit ligt ten gronde dat geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd. In bezwaar heeft appellant aangegeven dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd. Bij besluit van 5 september 2005, hierna: het bestreden besluit, is het bezwaar ongegrond verklaard.
In beroep is door appellant aangevoerd dat hij invalide is en onder medische behandeling staat.
De rechtbank heeft voorop gesteld dat vaststaat dat de aanvraag van appellant was gericht op het verkrijgen van een WAO-uitkering met ingang 12 juli 1995. Ze heeft vervolgens als volgt overwogen:
“Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan. Volgens het tweede lid kan het bestuursorgaan, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 Awb, de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking, indien geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden worden vermeld.
Hetgeen eiser ter ondersteuning van zijn aanvraag heeft aangevoerd, betreft geen nieuw feit of veranderde omstandigheid. Eiser stelt dat hij medische klachten heeft en verzoekt hem aan een medisch onderzoek te onderwerpen, maar voert geen nieuwe medische gegevens aan om zijn standpunt te onderbouwen. Gezien het vorenstaande was verweerder bevoegd eisers aanvraag met toepassing van artikel 4:6 van de Awb af te wijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat verweerder niet in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen, dan wel anderszins heeft gehandelt in strijd met een rechtsregel of met een algemeen rechtsbeginsel. Het bestreden besluit houdt in rechte stand.
Het beroep is ongegrond verklaard. ”
In hoger beroep heeft appellant zijn in de eerdere fasen van het geschil naar voren gebrachte gronden in essentie herhaald.
De Raad oordeelt als volgt.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Hetgeen door appellant in hoger beroep naar voren is gebracht heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel. Het hoger beroep slaagt derhalve niet.
De Raad ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2008.
(get.) H.J. Simon.
(get.) M. Pijper.
OA
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Par conséquent, décidée par H.J. Simon en présence de M. Pijper en qualité de greffier, ainsi que pro-noncée en public, le 18 juin 2008.