ECLI:NL:CRVB:2008:BD5246

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2422 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een ANW-uitkering op basis van Turkse verzekering en het Verdrag tussen Nederland en Turkije

In deze zaak gaat het om de weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om geen uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard. Appellante stelde dat haar overleden echtgenoot ten tijde van zijn overlijden in 2002 verzekerd was onder de Turkse wetgeving, en dat zij op grond van het Verdrag tussen Nederland en Turkije recht had op een Nederlandse ANW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er geen bewijs was dat de echtgenoot van appellante op het moment van overlijden verzekerd was volgens de Turkse wetgeving. De Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin werd gesteld dat de fictieve verzekering onder de ANW alleen kan worden ingeroepen als er daadwerkelijk verzekering is op het moment van de verzekerde gebeurtenis. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had besloten dat appellante geen recht had op de ANW-uitkering, omdat er geen bewijs was dat haar echtgenoot verzekerd was op het relevante tijdstip. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

06/2422 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2005, 04/1525 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 19 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 28 april 2008 heeft mr. Klinkert, voornoemd, medegedeeld dat zij niet langer optreedt als advocaat van appellante en dat de uitspraak naar appellante gezonden kan worden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2008. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreide weergave van de relevante feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Bij die uitspraak heeft de rechtbank het door appellante ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar van de Svb van 4 maart 2004 (hierna: het bestreden besluit), waarbij de weigering een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan appellante toe te kennen is gehandhaafd, ongegrond verklaard.
Namens appellante is in hoger beroep aangevoerd dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden [in] 2002 nog (actief) verzekerd was krachtens de Turkse wetgeving, zodat op grond van artikel 22 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid (hierna: het Verdrag) wel recht bestaat op een Nederlandse nabestaandenuitkering. Daarbij is aangegeven dat nadere bewijsstukken met betrekking tot de Turkse verzekering verzameld worden en dat die vervolgens aan de Raad gezonden zullen worden. Door of namens appellante zijn nadien geen nadere (bewijs)stukken in het geding gebracht.
De Raad stelt vast dat tussen partijen in hoger beroep slechts in geschil is of appellante op grond van artikel 22 van het Verdrag aanspraak heeft op een nabestaandenuitkering krachtens de ANW vanaf januari 2002. Met betrekking tot dit geschilpunt overweegt de Raad het volgende.
Artikel 22, derde lid, van het Verdrag luidt als volgt:
“Indien de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij, welke voor het verkrijgen en het vaststellen van het recht op uitkeringen generlei eisen stelt omtrent de duur van de verzekering, de toekenning ervan afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de werknemer op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich heeft voorgedaan verzekerd was ingevolge deze wettelijke regeling, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien de werknemer op dit tijdstip ingevolge de wettelijke regeling van de andere Partij verzekerd was.”
Voorts luidt artikel 1, aanhef en onder l van het Verdrag als volgt:
“Voor de toepassing van dit Verdrag: (…)
omvat de term “tijdvakken van verzekering” de tijdvakken van premiebetaling of van arbeid, welke als tijdvakken van verzekering worden omschreven of in aanmerking genomen in de wetgeving waaronder die tijdvakken zijn vervuld, alsook alle daarmede gelijkgestelde tijdvakken, voor zover zij door die wetgeving als gelijkwaardig met de tijdvakken van verzekering of van arbeid worden erkend.”
De Raad heeft al eerder overwogen, onder meer in zijn uitspraak van 1 december 1999 (LJN: ZB8570), dat artikel 22, derde lid, van het Verdrag zo moet worden uitgelegd dat de fictieve verzekering ingevolge (in casu) de ANW uitsluitend in het leven kan worden geroepen in het geval dat op het tijdstip van de verzekerde gebeurtenis sprake is van daadwerkelijke verzekering ingevolge de Turkse wetgeving, dat wil zeggen dat op bedoeld tijdstip een tijdvak van wettelijke verzekering lopende is waarover premies of bijdragen verschuldigd zijn, dan wel van een daarmee door de Turkse wetgeving gelijkgesteld tijdvak.
De Raad stelt vast dat op het aanvraagformulier voor een nabestaandenuitkering TH 203, dat mede is ondertekend door een vertegenwoordiger van het bevoegde Turkse orgaan T.C. Emekli Sandigi Genel Müdürlügü, is ingevuld dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Turkse wetgeving. Ook uit de verklaring betreffende de tijdvakken van verzekering van de echtgenoot van appellante blijkt dat hij vanaf 1 april 1978 niet verzekerd is geweest in Turkije, met dien verstande dat hij aldaar kennelijk van 18 november 1997 tot 1 maart 1999 nog werkzaam is geweest. Voorts zijn door of namens appellante geen gegevens in het geding gebracht waaruit kan blijken dat haar echtgenoot na voornoemd tijdvak en met name in januari 2002 verzekerd is geweest ingevolge de Turkse wetgeving. Dit betekent dat de Svb terecht heeft besloten dat appellante op grond van artikel 22, derde lid, van het Verdrag geen aanspraak heeft op een ANW-uitkering vanaf januari 2002.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) C. de Blaeij.
OA