ECLI:NL:CRVB:2008:BD4083
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft appellante, geboren op 6 augustus 1934 in Jakarta, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag was gebaseerd op gezondheidsklachten die appellante toeschrijft aan haar oorlogservaringen. De Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet voldoende was aangetoond dat appellante daadwerkelijk was getroffen door oorlogsgeweld.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 juni 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 8 mei 2008 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de verweerster vertegenwoordigd was door een medewerker van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De Raad heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanvraag van appellante zorgvuldig onderzocht, waaronder haar ervaringen tijdens de oorlogsjaren, zoals huiszoekingen door Japanse soldaten en haar betrokkenheid bij bombardementen.
De Raad concludeert dat de door appellante aangevoerde ervaringen niet voldoende bewijs leveren voor de erkenning als burger-oorlogsslachtoffer. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bevestiging is van de door appellante genoemde gebeurtenissen, en dat de omstandigheden waaronder zij deze heeft ervaren niet voldoen aan de criteria die in de Wet zijn vastgesteld. De Raad erkent dat appellante de oorlogsjaren als bedreigend heeft ervaren, maar dit valt niet onder de definitie van calamiteiten zoals bedoeld in de Wet.
Uiteindelijk heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gehouden. Tevens zijn er geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten, zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht.