als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om voorlopige voorziening van:
[Verzoeker], (hierna: verzoeker),
in verband met de hoger beroepen van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht (hierna: college),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 14 december 2007, 05/676 (hierna: aangevallen uitspraak),
Datum uitspraak:25 april 2008
Verzoeker en het college hebben beiden hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Verzoeker heeft een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is behandeling van dit verzoek op een zitting achterwege gebleven.
1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Verzoeker was laatstelijk werkzaam in de functie van [functie] bij de [Sector], afdeling [afdeling] van de gemeente Dordrecht.
1.2. Bij besluit van 24 november 2004 heeft het college verzoeker per 1 december 2004 eervol ontslag verleend op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking anders dan op grond van ziekten of gebreken. Bij het bestreden besluit van 4 mei 2005 heeft het college het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 24 november 2004 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het oordeel van het college dat appellant ongeschikt dan wel onbekwaam is voor zijn functie, onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3. Verzoeker en het college hebben beiden tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
4. Namens verzoeker heeft G.H. Groeneveld, juridisch adviseur te Maassluis, op 4 april 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht tegen het uitblijven van een, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, te nemen nieuw besluit op bezwaar. Tevens is op 4 april 2008 namens verzoeker aan de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen, aangezien het college geen uitvoering geeft aan de aangevallen uitspraak. De rechtbank heeft dit beroep en dit verzoek van verzoeker doorgezonden aan de Raad.
5. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
5.1. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Overeenkomstig vaste rechtspraak van de Raad dient in hoger beroep ook de door verzoeker aangevochten (fictieve) weigering om te beslissen met overeenkomstige toepassing van artikel 6:19, eerste lid, in verbinding met artikel 6:24, eerste lid, van de Awb te worden beoordeeld. In dat kader kan ook een voorlopige voorziening worden getroffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.2. De voorzieningenrechter constateert dat door het college geen voorlopige voorziening is gevraagd ten einde de werking van de aangevallen uitspraak op te schorten. Het college was derhalve gehouden om ter uitvoering van die uitspraak een nieuw besluit te nemen.
5.3. Bij brief van 13 maart 2008 heeft het college meegedeeld dat in het kader van de nadere besluitvorming een aantal aspecten uit het dossier nader onderzocht worden, die dan mogelijk ook betrokken worden bij de gronden van het hoger beroep. Op 16 april 2008 heeft het college de gronden waarop het hoger beroep berust, bij de Raad ingediend.
5.4. In aanmerking genomen dat na de aangevallen uitspraak reeds 4 maanden zijn verstreken en het college geen zekerheid geeft met betrekking tot de tijdspanne waarbinnen het nieuwe besluit op bezwaar genomen zal worden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker een voldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5.5. Het college wordt daarom thans opgedragen het met inachtneming van de aangevallen uitspraak van 14 december 2008 te nemen besluit uiterlijk op 15 mei 2008 aan verzoeker bekend te maken.
6. De voorzieningenrechter ziet in het vorenstaande aanleiding het college met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 322,- aan kosten van rechtsbijstand.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht toe;
Draagt het college op om ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen en dit uiterlijk 15 mei 2008 aan verzoeker bekend te maken;
Veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 322,-, te betalen door de gemeente Dordrecht;
Bepaalt dat de gemeente Dordrecht aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 145,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B. Serno als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 april 2008.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.