ECLI:NL:CRVB:2008:BD2898

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5745 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek verhoging WW-uitkering in verband met verlaging WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 29 augustus 2007. De zaak betreft de afwijzing van het verzoek van betrokkene om verhoging van zijn WW-uitkering, die was afgewezen in verband met de verlaging van zijn WAO-uitkering als gevolg van de overgang naar het vervolgdagloon per 10 juli 2006. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het besluit van 6 februari 2007 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, maar appellant ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 17 april 2008 was appellant vertegenwoordigd door mr. P.J. van Ogtrop, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep heeft de relevante feiten en omstandigheden uit de aangevallen uitspraak overgenomen en zich geconformeerd aan de uitleg van artikel 22, tweede lid, van het Besluit Dagloonregels Werknemersverzekeringen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de maximering van de daglonen in verband met samenloop alleen van toepassing is wanneer meerdere uitkeringen gezamenlijk meer dan 70% van het maximale dagloon bedragen. Indien een wijziging in de uitkeringen optreedt en deze gezamenlijk nog steeds meer dan 70% bedragen, hoeven de daglonen niet opnieuw te worden vastgesteld.

De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd, waarbij het beroep van betrokkene ongegrond werd verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet- en regelgeving omtrent daglonen en de voorwaarden waaronder herziening van uitkeringen kan plaatsvinden.

Uitspraak

07/5745 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 29 augustus 2007, 07/305 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
[Betrokkene] (hierna: betrokkene),
en
appellant.
Datum uitspraak: 29 mei 2008.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2008, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. P.J. van Ogtrop, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding relevante feiten en omstandigheden en de relevante wettelijke bepalingen verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
In dit geding staat de vraag centraal of appellant terecht het verzoek van betrokkene om verhoging van zijn WW-uitkering in verband met de verlaging van zijn WAO-uitkering als gevolg van de overgang naar het vervolgdagloon per 10 juli 2006 heeft afgewezen onder verwijzing naar artikel 22, tweede lid, van het Besluit Dagloonregels Werknemersverzekeringen (hierna: het Besluit).
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank met beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten deze vraag in ontkennende zin beantwoord en het beroep van betrokkene tegen het besluit van 6 februari 2007 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. De rechtbank kan het standpunt van appellant, dat per 10 juli 2006 tegelijk met de aanpassing van de WAO-uitkering niet behoeft te worden overgegaan tot aanpassing van de WW-uitkering, niet delen. Zij kan zich niet verenigen met de uitleg die appellant aan artikel 22, tweede lid, van het Besluit heeft gegeven omdat het uitgangspunt van artikel 22 is om, indien het maximum dagloon wordt overschreden, de betrokken daglonen zodanig evenredig te verminderen dat van overschrijding niet langer sprake is. De rechtbank begrijpt artikel 22 van het Besluit en de bijbehorende toelichting aldus dat de maximering van de daglonen in verband met samenloop alleen wordt toegepast in die situatie waarin sprake is van meerdere uitkeringen die gezamenlijk meer bedragen dan 70% van het maximale dagloon. Wanneer in het samenstel van uitkeringen een wijziging ontstaat én die gezamenlijkheid overschrijdt nog steeds de 70% dan behoeven de daglonen niet opnieuw te worden vastgesteld. Indien echter de wijziging in de gezamenlijke uitkeringen tot gevolg heeft dat minder dan 70% van het maximale dagloon wordt uitgekeerd, moeten de daglonen opnieuw worden vastgesteld, opdat uiteindelijk toch 70% van het maximale dagloon uitgekeerd blijft.
Appellant kan zich niet vinden in het oordeel waartoe de rechtbank is gekomen en heeft dienaangaande onder meer het volgende aangevoerd. De systematiek van de dagloonregeling is in de verschillende wetten in die zin opgezet dat een eenmaal vastgesteld dagloon niet wijzigt tenzij de wet of het besluit daar zelf een uitzondering op maakt. Het gaat hier derhalve om de vraag of de wet- en regelgeving voorziet in een mogelijkheid om één of meer daglonen te herzien teneinde de uitkeringen op te trekken naar het maximum dagloon. In onderhavige zaak spitst deze vraag zich toe op uitkeringen op grond van de WW. Met betrekking tot de herziening van WW-daglonen kent de WW zelf maar één mogelijkheid. Deze bestaat in herziening bij wijziging van het minimumloon van artikel 46 van de WW. Deze herziening is in onderhavige zaak niet aan de orde. Naast deze wettelijke mogelijkheid heeft de wetgever in artikel 45, tweede lid, van de WW de mogelijkheid geschapen om krachtens algemene maatregel van bestuur inzake onder meer herziening van daglonen nadere en zonodige afwijkende regels te stellen. Aangezien de WW slechts één herzieningsmogelijkheid kent en deze herzieningsmogelijkheid hier niet aan de orde is, kan de door betrokkene gewenste herzieningsmogelijkheid alleen aan de orde komen als duidelijk is dat de wetgever deze van de wet afwijkende herzieningsmogelijkheid heeft gewild. De tekst van artikel 22, tweede lid, van het Besluit noch de Nota van toelichting op dit artikel biedt concrete aanknopingspunten voor de stelling dat de daglonen van de verschillende uitkeringen steeds opnieuw dienen te worden vastgesteld als er een wijziging ontstaat in één van die uitkeringen en die wijziging tot gevolg heeft dat minder dan 70% van het maximale dagloon wordt uitgekeerd. Dit artikellid regelt slechts hetgeen moet gebeuren in de situatie dat een werknemer op enig moment gelijktijdig aanspraak heeft op meerdere uitkeringen en de som van die uitkeringen meer bedraagt dan 70% van het maximale dagloon. Dit artikel regelt niet wat moet gebeuren als er nadien een wijziging optreedt in één van die uitkeringen.
De Raad kan zich geheel verenigen met dit betoog van appellant en maakt dit tot het zijne.
Gelet op vorenstaande slaagt het hoger beroep en dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd.
Tot slot ziet de Raad geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2008.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A. Badermann.
AR