ECLI:NL:CRVB:2008:BD2898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek verhoging WW-uitkering in verband met verlaging WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 29 augustus 2007. De zaak betreft de afwijzing van het verzoek van betrokkene om verhoging van zijn WW-uitkering, die was afgewezen in verband met de verlaging van zijn WAO-uitkering als gevolg van de overgang naar het vervolgdagloon per 10 juli 2006. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het besluit van 6 februari 2007 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, maar appellant ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 17 april 2008 was appellant vertegenwoordigd door mr. P.J. van Ogtrop, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep heeft de relevante feiten en omstandigheden uit de aangevallen uitspraak overgenomen en zich geconformeerd aan de uitleg van artikel 22, tweede lid, van het Besluit Dagloonregels Werknemersverzekeringen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de maximering van de daglonen in verband met samenloop alleen van toepassing is wanneer meerdere uitkeringen gezamenlijk meer dan 70% van het maximale dagloon bedragen. Indien een wijziging in de uitkeringen optreedt en deze gezamenlijk nog steeds meer dan 70% bedragen, hoeven de daglonen niet opnieuw te worden vastgesteld.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd, waarbij het beroep van betrokkene ongegrond werd verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet- en regelgeving omtrent daglonen en de voorwaarden waaronder herziening van uitkeringen kan plaatsvinden.