ECLI:NL:CRVB:2008:BD2760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de invaliditeit van een militair en de toepassing van de WPC-schaal
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van een overleden militair, die in verband met een aandoening van de lendenwervelkolom een invaliditeitspensioen hebben aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 mei 2008 uitspraak gedaan over de berekening van de mate van invaliditeit. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. K.I. Meijerink, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 maart 2007, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. Geldof van Doorn, heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft vastgesteld dat aan de betrokkene, die in 2005 is overleden, een militair invaliditeitspensioen was toegekend, berekend naar een invaliditeitspercentage van 50%. Na bezwaar is dit percentage verhoogd naar 70%, maar de appellanten zijn van mening dat dit niet correct is. De Raad heeft de bevindingen van het medisch onderzoek, uitgevoerd door de verzekeringsarts P.G. Verkerk, in overweging genomen. De Raad concludeert dat de invaliditeit van de lendenwervelkolom met 60% niet ondergewaardeerd is en dat de WPC-schaal slechts als richtlijn geldt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn voor vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de WPC-schaal in de beoordeling van invaliditeit en de vrijheid van de staatssecretaris om deze richtlijn naar eigen inzicht toe te passen. De Raad onderschrijft de conclusies van de rechtbank en bevestigt dat de invaliditeit van de betrokkene correct is vastgesteld op basis van de beschikbare medische gegevens.