ECLI:NL:CRVB:2008:BD2462

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5710 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake WAZ-uitkering en de voorwaarden voor herziening

In deze zaak heeft verzoeker om herziening gevraagd van een eerdere uitspraak van de Raad van 10 juli 2007, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De uitspraak van de Raad van 10 juli 2007 had betrekking op de toekenning van een WAZ-uitkering aan verzoeker, die met ingang van 10 juli 2001 was vastgesteld op € 26,64. Verzoeker was van mening dat de Raad in zijn eerdere uitspraak niet voldoende rekening had gehouden met argumenten die door zijn raadsman waren ingebracht en dat er onjuistheden in de uitspraak stonden.

De Raad heeft het verzoek om herziening behandeld tijdens een zitting op 24 januari 2008, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. J. van Riet. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak niet bekend waren en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

De Raad heeft geconcludeerd dat verzoeker niet met nieuwe feiten of omstandigheden is gekomen die de herziening rechtvaardigen. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld voor een hernieuwde discussie over de zaak of om de juistheid van de eerdere uitspraak te heropenen. Daarom heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2008.

Uitspraak

07/5710 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[verzoeker] (hierna: verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 juli 2007, 04/5268 WAZ.
Datum uitspraak: 22 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft om herziening van bovenvermelde uitspraak verzocht, naar welke uitspraak hierbij wordt verwezen.
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft afgezien van het geven van een reactie op het verzoek om herziening.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 24 januari 2008. Verzoeker is daar in persoon verschenen, terwijl het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J. van Riet, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Bij de door verzoeker bedoelde onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad is de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 augustus 2004, nr. 04/466, voor zover aangevochten vernietigd en is het beroep in zoverre ongegrond verklaard. De Raad heeft geoordeeld dat het besluit van het Uwv van 22 december 2003, waarbij het besluit van 6 juni 2003 is gehandhaafd, de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Bij het besluit van 6 juni 2003 is door het Uwv aan verzoeker met ingang van 10 juli 2001 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen toegekend, waarbij de grondslag van die uitkering is vastgesteld op € 26,64.
In het onderhavige verzoek om herziening heeft verzoeker uitgebreid gemotiveerd uiteengezet waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de Raad van 10 juli 2007. In essentie komt het betoog van verzoeker erop neer dat hij meent dat de Raad voorbij is gegaan aan door zijn toenmalige raadsman bij brief van 22 november 2006 naar voren gebrachte argumenten en voorts dat de uitspraak van de Raad een aantal onjuistheden bevat.
De Raad overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
De Raad stelt vast dat hetgeen door verzoeker is aangevoerd niet voldoet aan de in artikel 8:88 van de Awb gestelde voorwaarden. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het bijzondere rechtsmiddel van herziening voorts niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te heropenen.
Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en G. van der Wiel en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2008.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) R.E. Lysen.
OA