ECLI:NL:CRVB:2008:BD2462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Herziening van een uitspraak inzake WAZ-uitkering en de voorwaarden voor herziening
In deze zaak heeft verzoeker om herziening gevraagd van een eerdere uitspraak van de Raad van 10 juli 2007, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De uitspraak van de Raad van 10 juli 2007 had betrekking op de toekenning van een WAZ-uitkering aan verzoeker, die met ingang van 10 juli 2001 was vastgesteld op € 26,64. Verzoeker was van mening dat de Raad in zijn eerdere uitspraak niet voldoende rekening had gehouden met argumenten die door zijn raadsman waren ingebracht en dat er onjuistheden in de uitspraak stonden.
De Raad heeft het verzoek om herziening behandeld tijdens een zitting op 24 januari 2008, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. J. van Riet. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak niet bekend waren en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
De Raad heeft geconcludeerd dat verzoeker niet met nieuwe feiten of omstandigheden is gekomen die de herziening rechtvaardigen. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld voor een hernieuwde discussie over de zaak of om de juistheid van de eerdere uitspraak te heropenen. Daarom heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2008.