ECLI:NL:CRVB:2008:BD1928
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet voor een in Marokko woonachtige appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die kinderbijslag verzocht voor zijn kind, geboren in 2001. Appellant, woonachtig in Marokko, ontving eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en verzocht op 22 maart 2002 om kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde dit verzoek, omdat appellant niet als verzekerd kon worden beschouwd onder de AKW. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze weigering in haar uitspraak van 20 juli 2006, waartegen appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft het procesverloop en de argumenten van appellant en de Svb in overweging genomen. Appellant stelde dat hij recht had op kinderbijslag omdat hij een WAO-uitkering ontving van ten minste 35% van het minimumloon en vrijwillig verzekerd was onder de AOW en ANW. De rechtbank oordeelde echter dat appellant niet verzekerd was op grond van artikel 6 van de AKW, omdat hij geen ingezetene was en niet onderworpen aan de loonbelasting in Nederland. Bovendien was artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, dat mogelijkerwijs van toepassing zou zijn, vervallen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellant niet verzekerd was voor de AKW, aangezien zijn kind pas na de vervaldatum van artikel 26 was geboren. De Raad concludeerde dat de Svb terecht kinderbijslag had geweigerd. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding.