ECLI:NL:CRVB:2008:BD1606
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders voor sociale verzekeringspremies en kennelijk onbehoorlijk bestuur
In deze zaak gaat het om de hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders voor sociale verzekeringspremies, waarbij de Centrale Raad van Beroep zich buigt over de vraag of er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De appellanten, bestuurders van een B.V., zijn door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 433.347,88 aan sociale verzekeringspremies over de jaren 2000 tot en met 2003. Dit besluit is genomen op basis van bevindingen van een fraudeonderzoek, waaruit bleek dat er loonbetalingen zijn verricht aan niet in de loonadministratie verantwoord personeel en dat er systematisch zwartloonbetalingen hebben plaatsgevonden.
De Raad oordeelt dat de rechtbank Amsterdam in haar uitspraak van 30 mei 2007 niet de juiste afweging heeft gemaakt. De Raad stelt vast dat de appellanten als bestuurders verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de bedrijfsvoering en dat zij zich niet kunnen verschonen van hun verantwoordelijkheden door te stellen dat bedrijfsleiders en medewerkers zonder hun medeweten illegale werknemers hebben tewerkgesteld en zwart hebben beloond. De Raad concludeert dat er een causaal verband bestaat tussen het onbehoorlijk bestuur van de appellanten en het niet betalen van de verschuldigde premies.
De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart de beroepen van de appellanten tegen de besluiten van 2 oktober 2006 ongegrond. De Raad benadrukt dat de rechtbank de in geding zijnde besluiten van het Uwv met de daaraan gegeven motivering in stand had moeten laten. De uitspraak is gedaan op 8 mei 2008, waarbij de Raad geen termen aanwezig acht voor een proceskostenveroordeling.