ECLI:NL:CRVB:2008:BD1331

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6500 WUV + 06-6519 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten over huishoudelijke hulp en uitkeringen voor vervolgingsslachtoffers

In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, genomen op 9 oktober 2006, ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De besluiten betroffen de berekening van uitkeringen en vergoedingen, waaronder een vergoeding voor huishoudelijke hulp. Appellante, geboren in 1938, is een vervolgde en uitkeringsgerechtigde die eerder een vergoeding voor huishoudelijke hulp had ontvangen. Deze vergoeding werd stopgezet in verband met de toekenning van een Persoonsgebonden Budget (PGB) voor huishoudelijke hulp. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de berekeningsbeschikkingen van 31 mei 2006 en 31 juli 2006, waarin geen vergoeding voor huishoudelijke hulp was opgenomen. De verweerster verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er geen nieuw besluit was genomen over de huishoudelijke hulp.

Tijdens de zitting op 20 maart 2008 is appellante niet verschenen, terwijl verweerster vertegenwoordigd was. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de berekeningsbeschikkingen geen nader voor bezwaar vatbaar besluit bevatten over de huishoudelijke hulp, aangezien de situatie niet was gewijzigd sinds de eerdere beschikking van 31 december 2005. De Raad concludeert dat de bestreden besluiten terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat er geen grond is voor vernietiging van deze besluiten. De beroepen worden ongegrond verklaard en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak is gedaan door de voorzitter A. Beuker-Tilstra en de leden G.L.M.J. Stevens en C.G. Kasdorp, in aanwezigheid van griffier M. van Berlo, op 28 april 2008.

Uitspraak

06/6500 WUV
06/6519 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellante] (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 28 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is beroep ingesteld tegen een tweetal besluiten van verweerster van 9 oktober 2006, onderwerp BZ 46480 en BZ 46499 (hierna: bestreden besluiten), genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2008. Appellante is daar, met voorafgaand bericht, niet verschenen, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1938, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. Tevens werd haar, voorzover hier van belang, een vergoeding voor 8 uur per week huishoudelijke hulp toegekend. De uitbetaling van deze vergoeding is, naar is neergelegd in een berekeningsbeschikking van 31 december 2005, ingaande 1 mei 2005 stopgezet in verband met de toekenning aan appellante van een zogenoemd Persoonsgebonden Budget (PGB) voor onder meer huishoudelijke hulp ingevolge de AWBZ. Deze stopzetting is namens appellante, na afgewezen bezwaar, in beroep aangevochten (bij de Raad aanhangig onder nr. 06/6003 WUV).
1.2. In berekeningsbeschikkingen van 31 mei 2006 en 31 juli 2006 zijn becijferingen neergelegd over de aan appellante vanaf 1 mei 2005 toekomende tegemoetkoming in de kosten van extra vakantie, respectievelijk over de appellante vanaf 1 juli 2006 toekomende periodieke uitkering en vergoedingen sociaal vervoer en dieetkosten.
1.3. Namens appellante is tegen deze berekeningsbeschikkingen bezwaar gemaakt. Hiertoe is, voorzover nog van belang, aangevoerd dat in deze beschikkingen ten onrechte niet ook een vergoeding voor huishoudelijke hulp is opgenomen. Dit bezwaar heeft verweerster bij de bestreden besluiten niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat met de bestreden berekeningsbeschikkingen geen nieuw of nader besluit is genomen over de huishoudelijke hulp, zodat op dat punt geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. De omstandigheid dat in de onderhavige berekeningsbeschikkingen geen bedrag voor huishoudelijke hulp is vermeld, houdt blijkens hetgeen hierboven is vermeld verband met een daaromtrent al bij berekeningsbeschikking van 31 december 2005 genomen besluit. In aanmerking genomen dat, naar uit de gedingstukken blijkt, in de feitelijke situatie die aan deze beschikking ten grondslag ligt (te weten de ontvangst van een PGB), geen wijziging is opgetreden, heeft verweerster terecht geconcludeerd dat in de berekeningsbeschikkingen van 31 mei 2006 en 31 juli 2006 op het punt van huishoudelijke hulp niet een nader voor bezwaar vatbaar besluit in de zin van Awb is vervat.
3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat voor vernietiging van de bestreden besluiten geen grond bestaat, zodat de hiertegen ingestelde beroepen ongegrond dienen te worden verklaard.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 april 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M. van Berlo.
HD
23.04