ECLI:NL:CRVB:2008:BD1300

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5143 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vrijstelling van verzekeringsplicht voor Nederlandse volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 juli 2006. Appellant had verzocht om vrijstelling van de verzekeringsplicht ingevolge de Nederlandse volksverzekeringen, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft dit verzoek afgewezen. De Svb stelde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling, omdat hij noch een buitenlandse uitkering noch een uitkering van een volkenrechtelijke organisatie ontving. Appellant ontving wel een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb), maar de rechtbank oordeelde dat deze uitkering niet als een uitkering in de zin van de relevante regelgeving kon worden aangemerkt.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de gemeente Rotterdam, als kassier van de staat, moet worden beschouwd als een volkenrechtelijke organisatie. De Centrale Raad van Beroep heeft deze stelling verworpen en bevestigd dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was. De Raad oordeelde dat de gemeente Rotterdam niet kan worden aangemerkt als een volkenrechtelijke organisatie, aangezien dit een intergouvernementele instelling betreft die door nationale overheden is opgericht. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de uitspraak van de rechtbank te herzien en bevestigde deze.

De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, met C. de Blaeij als griffier. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder vrijstelling van de verzekeringsplicht kan worden verleend en verduidelijkt de definitie van een volkenrechtelijke organisatie in deze context.

Uitspraak

06/5143 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 juli 2006, 06/158 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 8 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.T.S.J. Maarschalkerweerd.
II. OVERWEGINGEN
Appellant heeft de Svb verzocht hem vrijstelling te verlenen van de verzekeringsplicht ingevolge de Nederlandse volksverzekeringen.
Bij besluit van 17 november 2005 heeft de Svb dit verzoek afgewezen onder de overweging dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden om voor vrijstelling in aanmerking te komen, omdat appellant noch een buitenlandse uitkering noch een uitkering van een volkenrechtelijke organisatie ontvangt.
Bij beslissing op bezwaar van 22 december 2005 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 17 november 2005 ongegrond verklaard onder verwijzing naar de in artikel 22 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998, Stb. 746 (hierna: KB 746) genoemde voorwaarden om voor vrijstelling in aanmerking te komen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 22 december 2005 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat appellant een uitkering ontvangt ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb) toegekend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam en dat deze uitkering niet aangemerkt kan worden als een uitkering bedoeld in artikel 22 van KB 746.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij een uitkering ingevolge de Wwb ontvangt van de gemeente Rotterdam en dat deze organisatie, als kassier van de staat, moet worden aangemerkt als een volkenrechtelijke organisatie.
De Raad overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 22 van KB 746 kan onder bepaalde voorwaarden van de verplichte verzekering voor de volksverzekeringen ontheven worden de persoon die in Nederland woonachtig is en recht heeft op een uitkering op grond van een buitenlandse wettelijke of bovenwettelijke regeling inzake sociale zekerheid of op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie.
Evenals de rechtbank kan de Raad appellant niet volgen in zijn stelling dat hij een uitkering ontvangt van een volkenrechtelijke organisatie. Met een volkenrechtelijke organisatie wordt immers bedoeld een intergouvernementele instelling, die door nationale overheden is opgericht en waarbij landen zich kunnen aansluiten. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam kan derhalve niet worden aangemerkt als een volkenrechtelijke organisatie. Of de betaling van de uitkering loopt via de kassier van de staat is in dit verband niet relevant.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding tot toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) C. de Blaeij.
AR110408