ECLI:NL:CRVB:2008:BD1255

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3332 WW +07-3358 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoogte WW-dagloon en de mogelijkheid om dit te baseren op ZW-dagloon

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de hoogte van het WW-dagloon van appellante, die arbeidsongeschikt is geworden als leidinggevend administratief medewerkster op 19 januari 2004. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 26 april 2007, waarin het Uwv een verhoogd WW-dagloon van € 99,86 per 16 januari 2006 had vastgesteld. Appellante betoogt dat haar WW-dagloon moet worden gebaseerd op haar eerdere ZW-dagloon van € 106,40, dat zij vóór de ingangsdatum van de WW-uitkering ontving. Ze stelt dat dit ZW-dagloon als referentie moet dienen voor de berekening van haar WW-dagloon, en komt uiteindelijk uit op een geindexeerd WW-dagloon van € 107,60.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 april 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad overweegt dat het WW-dagloon niet kan worden gebaseerd op het WAO-dagloon, omdat appellante tot haar contractbeëindiging op 31 januari 2004 loon doorbetaald kreeg en geen WAO-uitkering is toegekend. De Raad wijst erop dat er geen expliciete regelgeving is die het mogelijk maakt om het WW-dagloon te baseren op het aansluitend aan laatstvermeld tijdstip verkregen ZW-dagloon. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

07/3332 WW
07/3358 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 26 april 2007, 06/1428 en 2049 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 april 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mw. mr. A.R. van der Veen, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2008. Voor appellante is verschenen haar partner H. Muller alsmede haar raadsvrouw mr. Van der Veen. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F.H.M.A. Swarts, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Voor de in dit geding relevante feiten verwijst de Raad allereerst naar de aangevallen uitspraak.
De Raad volstaat hier overigens met de weergave van de kern van het geding in hoger beroep, hierin bestaande dat appellante zich gemotiveerd blijft keren tegen haar bij beslissing van het Uwv van 27 oktober 2006 nader vastgestelde verhoogde WW- dagloon van € 99,86 per 16 januari 2006, dat de rechtbank nog tot een nadere aanpassing heeft gebracht door met vernietiging van het ZW- besluit van het Uwv van 18 juli 2006 tot een identieke vaststelling van het ZW- dagloon per 20 maart 2006 te komen.
Appellante, arbeidsongeschikt geworden als leidinggevend administratief medewerkster op 19 januari 2004, stelt zich met name op het standpunt dat voor de vaststelling van haar WW- dagloon per 16 januari 2006 dient te worden teruggegrepen naar haar vroegere ZW- dagloon van € 106,40, zoals dat voorafgaande aan de ingangsdatum van de WW- uitkering gehanteerd werd. Daarbij komt appellante uiteindelijk uit op een geindexeerd WW- dagloon van € 107,60. Het ZW- dagloon per 20 maart 2006 dient tevens hierop gebaseerd te worden.
De Raad overweegt dienaangaande dat hij zich met de onderbouwde strekking van laatstbedoelde opvatting afwijzend oordeel van de rechtbank in essentie geheel kan verenigen. Met toepassing van het uit het per 1 januari 2006 vigerende Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen te dezen af te leiden refertejaar van 1 februari 2003 tot 1 februari 2004 gezien het toen optredende arbeidsurenverlies en het te dien aanzien gangbare (CSV)loonbegrip annex (dag-)loonvaststelling, kan het in geding zijnde WW- dagloon niet gebaseerd worden op het WAO- dagloon, nu aan appellante tot haar contractsbe?indiging als administratief medewerker tot 31 januari 2004 loon doorbetaald is en geen WAO- uitkering is toegekend. En voorts is evenmin de mogelijkheid door expliciete specifieke (overgangs-) regelgeving dan wel anderszins (door een bijzondere beleidsregel) gegeven om het WW- dagloon te baseren op het aansluitend aan laatstvermeld tijdstip verkregen ZW- dagloon, in de zin zoals door appellante kennelijk thans naar analogie, maar zonder nadere toepasbare concrete redengeving wordt verlangd.
Het hoger beroep slaagt dan ook niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover in hoger beroep aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 april 2008.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) A. Badermann.
AR230408