ECLI:NL:CRVB:2008:BD1255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Vaststelling hoogte WW-dagloon en de mogelijkheid om dit te baseren op ZW-dagloon
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de hoogte van het WW-dagloon van appellante, die arbeidsongeschikt is geworden als leidinggevend administratief medewerkster op 19 januari 2004. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 26 april 2007, waarin het Uwv een verhoogd WW-dagloon van € 99,86 per 16 januari 2006 had vastgesteld. Appellante betoogt dat haar WW-dagloon moet worden gebaseerd op haar eerdere ZW-dagloon van € 106,40, dat zij vóór de ingangsdatum van de WW-uitkering ontving. Ze stelt dat dit ZW-dagloon als referentie moet dienen voor de berekening van haar WW-dagloon, en komt uiteindelijk uit op een geindexeerd WW-dagloon van € 107,60.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 april 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad overweegt dat het WW-dagloon niet kan worden gebaseerd op het WAO-dagloon, omdat appellante tot haar contractbeëindiging op 31 januari 2004 loon doorbetaald kreeg en geen WAO-uitkering is toegekend. De Raad wijst erop dat er geen expliciete regelgeving is die het mogelijk maakt om het WW-dagloon te baseren op het aansluitend aan laatstvermeld tijdstip verkregen ZW-dagloon. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier uitgesproken in het openbaar.