ECLI:NL:CRVB:2008:BC8424

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2593 ZW, 07/2594, 07/2595 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 4 april 2007. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft verzocht om herziening van de uitspraak die haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. De Raad had eerder de uitspraak van de rechtbank Dordrecht bevestigd, waarin het beroep van verzoekster tegen een besluit van het Uwv van 15 mei 2003 werd afgewezen.

Verzoekster stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. In haar verzoekschrift voegde zij een rapport van 5 juni 2007 van het Instituut Psychosofia toe, waarin zij betoogde dat de Raad zijn eigen jurisprudentie foutief had uitgelegd. De Raad heeft echter vastgesteld dat het rapport geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die relevant waren voor de herziening, zoals vereist door artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet.

De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er daadwerkelijk nieuwe feiten of omstandigheden zijn die niet eerder bekend waren. Aangezien verzoekster geen nieuwe informatie had gepresenteerd die aan deze criteria voldeed, werd haar verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier M. Lochs en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

07/2593 ZW, 07/2594 en 07/2595 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van:
[Verzoekster] (hierna: verzoekster),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 april 2007 (04/6215 ZW, 04/6216 en 04/6217 WAO)
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 april 2007.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2008.
Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich, met kennisgeving, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend gewest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak van 4 april 2007 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 8 oktober 2004 (03/725, 03/726 en 03/447), waarbij het beroep van verzoekster tegen een besluit van het Uwv van 15 mei 2003 ongegrond is verklaard, bevestigd.
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift, met als bijlage een rapport van 5 juni 2007 van het Instituut Psychosofia, gesteld dat de Raad in zijn uitspaak van 4 april 2007 de eigen jurisprudentie foutief heeft uitgelegd en dat voormelde uitspraak van de Raad evident onjuist is. Volgens verzoekster zou sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden.
Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN: AN7982) is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
De Raad stelt vast dat in voormeld rapport van 5 juni 2007 inhoudelijk wordt gereageerd op de gevoerde procedure, maar dat dit rapport geen nieuwe feiten of omstandigheden bevat in de zin van voormeld artikel van de Awb. Nu ook in het verzoekschrift niet een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb naar voren is gebracht, dient het verzoek te worden afgewezen.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en J.F. Bandringa en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M. Lochs
RJB