ECLI:NL:CRVB:2008:BC8249

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-7364 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Premiecorrectie op basis van anoniementarief door Uwv

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 november 2006, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had een premiecorrectie opgelegd voor het jaar 2003 op basis van het anoniementarief, na een looncontrole in 2004 waarbij tekortkomingen in de loonadministratie werden geconstateerd. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A. van Laar, heeft in hoger beroep gemotiveerd tegen deze premiecorrectie geageerd. Tijdens de zittingen heeft het Uwv zijn standpunt herzien, mede naar aanleiding van informatie van de belastingdienst, die aangaf dat er geen aanleiding was voor een naheffingsaanslag. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv onvoldoende motivering heeft gegeven voor de premiecorrectie en dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.610,-- bedragen, en moet het Uwv het in beroep en hoger beroep gestorte recht van € 698,-- vergoeden.

Uitspraak

06/7364 CSV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 november 2006, 06/1682 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 maart 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is mr. J.A. van Laar, advocaat te Woudenberg, in hoger beroep gekomen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Als uitvloeisel van het onderzoek ter zitting van 14 augustus 2007 heeft het Uwv bij brief van 17 oktober 2007 nadere inlichtingen verschaft over het standpunt van de belastingdienst en is zelf ook tot een nadere standpuntbepaling in dit geding gekomen.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 14 februari 2008. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar directeur [naam directeur], bijgestaan door voornoemde raadsman mr. van Laar. Zoals aangekondigd heeft het Uwv zich niet doen vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Het Uwv heeft bij appellante in 2004 een looncontrole gehouden en zodanige tekortkomingen in de loonadministratie geconstateerd door het in een aantal gevallen ontbreken van - getekende achterkanten van afschriften van - volledige identiteitsbewijzen van werknemers dat zij over het jaar 2003 tot een premiecorrectie op basis van het anoniementarief is overgegaan.
Bij het na bezwaar genomen besluit van 26 januari 2006 heeft het Uwv ondanks inzending van aanvullende bewijzen door appellante deze premiecorrectie gehandhaafd Omdat daardoor volgens de rechtbank niet is voldaan aan artikel 55, derde lid, van de Wet SUWI, is het Uwv gerechtigd geacht bij het herleiden van het netto uitbetaalde loon tot premieloon voor de premieheffing werknemersverzekeringen het anoniementarief toe te passen. Hoewel de rechtbank er begrip voor heeft betoond dat het hier geen malafide uitzendbureau zou betreffen, heeft hij in verzuimherstel achteraf ook omdat dit buiten door het Uwv gestelde termijnen is geschied, geen verplichting voor het Uwv gezien daarop alsnog ten gunste van appellante acht te slaan. De rechtbank heeft deswege het beroep tegen evenbedoeld besluit van het Uwv ongegrond verklaard.
Appellante keert zich ook in hoger beroep gemotiveerd tegen de premiecorrectie voor 2003 op basis van het anoniementarief.
Het Uwv heeft dienaangaande bij de in rubriek I vermelde brief van 17 oktober 2007 uitdrukkelijk doen weten dat zij telefonisch contact heeft opgenomen met de belastingdienst die heeft bericht dat deze dienst, gelet op het vertrouwensbeginsel, geen aanleiding/mogelijkheid ziet alsnog een naheffingsaanslag op te leggen, ook niet voor de correctie ”manco’s identificatieplicht in 2003”. In het licht hiervan heeft ook het Uwv zijn opstelling bijgesteld in die zin dat hij ”gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en indachtig de uitspraken van de Raad van 18 mei 2004 (AP0498) en 21 april 2005 (AT6253) thans onvoldoende grondslag ziet ons standpunt in deze te handhaven”.
De Raad kan in het licht van het vorenstaande thans tot geen andere finale beoordeling in dit geding komen dan dat aan het desbetreffende besluit van het Uwv ter zake van de correctie over het premiejaar 2003 de vereiste motivering is komen te ontvallen en dat daardoor tevens de hierop betrekking hebbende aangevallen uitspraak niet in stand kan worden gelaten.
De Raad acht tot slot termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidende beroep tegen het besluit van 26 januari 2006 alsnog gegrond en vernietigt dit besluit voorzover dit de correctienota van december 2005 over het premiejaar 2003 betreft;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep tot een bedrag groot € 1.610,--;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het in beroep en hoger beroep gestorte recht van in totaal € 698,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2008.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) A. Badermann.
RB