ECLI:NL:CRVB:2008:BC7532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen boete wegens niet tijdig indienen jaaropgave en beoordeling van de ernst van de overtreding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekering (appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 27 december 2006 het besluit van appellant om een boete op te leggen wegens het niet tijdig indienen van de jaaropgave over 2003 vernietigd. Appellant had de boete vastgesteld op € 1.698,50, zijnde 25% van de verschuldigde premie, en gekwalificeerd als een vergrijp vanwege opzet of grove schuld. De rechtbank oordeelde echter dat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de ernst van de overtreding en stelde deze vast op € 250,--.
In het hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat belanghebbende niet op de juiste wijze heeft voldaan aan de verplichting tot het doen van loonopgave over 2003, en dat deze overtreding te wijten is aan grove schuld. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank, maar komt tot de conclusie dat de boete van 25% van de verschuldigde premie terecht is vastgesteld. De Raad stelt vast dat de boete in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en dat het stelsel van boeteoplegging voldoende waarborgen biedt voor een evenredige sanctie.
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. Er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden, in aanwezigheid van griffier A. Badermann.