ECLI:NL:CRVB:2008:BC7507
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op kinderbijslag voor vluchtelingen met een verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 juli 2005. De zaak betreft de vraag of appellante, een vluchtelinge van Azerbeidzjaanse nationaliteit, eerder in aanmerking had moeten komen voor kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet voor haar twee kinderen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante pas met ingang van het derde kwartaal van 2003 recht had op kinderbijslag, omdat zij pas op 4 juni 2003 als verzekerde kon worden aangemerkt. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal en heeft een verweerschrift ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat appellante, gezien haar status als vluchtelinge en de datum waarop haar verblijfsvergunning is verleend, terecht pas met ingang van het derde kwartaal van 2003 recht had op kinderbijslag. De Raad heeft vastgesteld dat appellante voor 4 juni 2003 geen juridische, economische en sociale binding had in Nederland, wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van ingezetenschap in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet. De Raad heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die een andere uitkomst rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, met A. Badermann als griffier.