ECLI:NL:CRVB:2008:BC7507

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5343 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op kinderbijslag voor vluchtelingen met een verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 juli 2005. De zaak betreft de vraag of appellante, een vluchtelinge van Azerbeidzjaanse nationaliteit, eerder in aanmerking had moeten komen voor kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet voor haar twee kinderen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante pas met ingang van het derde kwartaal van 2003 recht had op kinderbijslag, omdat zij pas op 4 juni 2003 als verzekerde kon worden aangemerkt. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal en heeft een verweerschrift ingediend.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat appellante, gezien haar status als vluchtelinge en de datum waarop haar verblijfsvergunning is verleend, terecht pas met ingang van het derde kwartaal van 2003 recht had op kinderbijslag. De Raad heeft vastgesteld dat appellante voor 4 juni 2003 geen juridische, economische en sociale binding had in Nederland, wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van ingezetenschap in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet. De Raad heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die een andere uitkomst rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, met A. Badermann als griffier.

Uitspraak

05/5343 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante]
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s- Hertogenbosch van 7 juli 2005, 04/980 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de Svb).
Datum uitspraak: 20 maart 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.F. Roza, advocaat te Zwolle, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2008. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich doen vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal.
II. OVERWEGINGEN
Partijen houdt in hoger beroep nog slechts verdeeld het antwoord op de vraag of appellante, anders dan waarvan in het na bezwaar genomen besluit van 1 maart 2004 van de Svb en de aangevallen uitspraak is uitgegaan, eerder dan met ingang van het derde kwartaal van 2003 voor kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet voor haar twee met name genoemde kinderen [kinderen] in aanmerking had behoren te zijn gebracht.
De Raad beantwoordt deze vraag, evenals de rechtbank, in ontkennende zin, omdat appellante als vluchtelinge uit een derde land van Azerbeidzjaanse nationaliteit eerst per
4 juni 2003 als verzekerde in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet kon worden aangemerkt, nu aan haar bij ministeriële beslissing van laatstgenoemde datum en niet eerder zowel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend met ingang van 9 december 2002 als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met ingang van
9 december 2002. Daardoor is, gelet nog op het bepaalde in artikel 9a van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden van 24 december 1998, Staatsblad 1998, 746, als nader gewijzigd, gegeven dat de Svb terecht de verlangde kinderbijslag heeft verleend met ingang van het derde kwartaal van 2003. De Raad neemt hierbij tevens in aanmerking dat voor 4 juni 2003 door het verblijf van appellante in een opvangcentrum voor asielzoekers met een COA- uitkering geen juridische, economische en sociale binding als verlangd voor het verkrijgen van het ingezetenschap in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet hier te lande tot stand was gekomen.
De Raad ziet dan ook, anders dan waaraan van de zijde van appellante kennelijk in hoger beroep is gerefereerd, zeker niet zodanige bijzondere gevalsomstandigheden gebaseerd op overwegingen van redelijkheid en gelijkheid gegeven enige jaren van feitelijk verblijf sinds december 1999 alhier in een tijdelijk noodverblijf dat in tegenstelling tot hetgeen de dwingendrechtelijke voorschriften als evenbedoeld en een consistente beleidsuitvoering door de Svb te dezen uitwijzen, enig concreet algemeen beginsel van behoorlijk bestuur tot een andere uitkomst behoort te leiden.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en
G. van der Wiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2008.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) A. Badermann.