ECLI:NL:CRVB:2008:BC6765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3462 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van internering tijdens de Japanse bezetting

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1937 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij zijn aanvraag op grond van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de internering van appellant in het kamp Lawe Sigalagala tijdens de Japanse bezetting niet kon worden vastgesteld. Appellant had in mei 2006 een aanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij gedurende de bezetting van zijn vrijheid was beroofd in het genoemde kamp. De Pensioen- en Uitkeringsraad handhaafde haar besluit na bezwaar, en appellant ging in beroep.

Tijdens de zitting op 31 januari 2008 verscheen appellant persoonlijk, terwijl de verweerster werd vertegenwoordigd door J.J.G.A. Theelen. Appellant schetste de omstandigheden waaronder hij en zijn gezin in het kamp Lawe Sigalagala moesten leven en verwees naar het feit dat een van zijn zusters als burgeroorlogsslachtoffer was erkend. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de internering van appellant niet kon worden vastgesteld, en dat de erkenning van zijn zuster niet als bewijs kon dienen voor zijn eigen aanvraag. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om proceskosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing werd op 6 maart 2008 in het openbaar uitgesproken, waarbij M.J.H. van Baalen als griffier aanwezig was. De Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de verweerster terecht geen bevestiging van de internering had kunnen vinden in de beschikbare bronnen.

Uitspraak

07/3462 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 6 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen verweersters besluit van 7 mei 2007, kenmerk JZ/Z60/2007, waarbij uitvoering is gegeven aan de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2008. Aldaar is appellant in persoon verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
Appellant, die is geboren in 1937 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in mei 2006 bij verweerster een aanvraag ingediend op grond van de Wet. Daarbij heeft appellant aangegeven gedurende de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indië van zijn vrijheid te zijn beroofd in - voor zover nog van belang - een kamp genaamd Lawe Sigalagala. Bij besluit van 31 oktober 2006, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit heeft verweerster de aanvraag van appellant afgewezen op de grond dat internering van appellant in Lawe Sigalagala niet is komen vast te staan.
Appellant kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. In beroep heeft hij de omstandigheden geschetst waaronder het gezin waartoe hij behoorde heeft moeten leven in het kamp Lawe Sigalagala en gewezen op het feit dat een van zijn zusters die hetzelfde heeft meegemaakt, wel door verweerster als burgeroorlogsslachtoffer is erkend.
De Raad overweegt als volgt.
Verweerster heeft ondanks zorgvuldig te noemen onderzoek in de haar ter beschikking staande bronnen geen officiële bevestiging van de door appellant gestelde internering verkregen. Voorts heeft raadpleging van onder meer het bij verweerster berustende dossier van appellants vader ook geen bevestiging opgeleverd van een mogelijke internering van appellant in Lawe Sigalagala.
De vader van appellant, die behoudens enige korte perioden van gevangenschap de gehele bezetting niet van zijn gezin gescheiden is geweest, heeft blijkens het in 1973 ten behoeve van zijn aanvraag op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 opgestelde sociaal rapport niet vermeld dat zijn gezin geïnterneerd was in Lawe Sigalagala. Tegen deze achtergrond heeft verweerster naar het oordeel van de Raad terecht geen overwegende betekenis toegekend aan een verklaring van appellants zuster [naam van appellants zuster 1], die heeft verklaard dat zij met haar broer en zuster de periode Lawe Sigalagala heeft meegemaakt en dat zij gedurende de afwezigheid van hun vader vernederingen van de Japanners hebben ondergaan.
Ook naar het oordeel van de Raad is internering van appellant gedurende de Japanse bezetting in Lawe Sigalagala niet komen vast te staan. De omstandigheid dat appellants zuster [naam van appellants zuster 2] door verweerster is erkend als burger-orlogsslachtoffer in de zin van de Wet, berust naar verweerster ter zitting heeft doen toelichten op een misslag. Naar het oordeel van de Raad kan appellant aan deze misslag geen rechten ontlenen.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.H. van Baalen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M.J.H. van Baalen.
HD
15.02