ECLI:NL:CRVB:2008:BC6265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake correctie- en boetenota's in sociale verzekeringsrechtelijke context
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 1 maart 2006. De rechtbank had het beroep van betrokkene, die tot 1 november 2002 een horecabedrijf exploiteerde, gegrond verklaard voor wat betreft de correctie- en boetenota's over de jaren 1999 tot en met 2001. Appellant had deze nota's opgelegd naar aanleiding van een looncontrole over de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 oktober 2002. De rechtbank oordeelde dat appellant ten onrechte het Fooienbesluit had toegepast op de werknemers van betrokkene, omdat deze werknemers in de relevante periode onder de CAO van het Nederlands Horeca Gilde vielen en niet onder de Horeca-CAO. Appellant ging in hoger beroep omdat hij het niet eens was met de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de jaren 2000 en 2001.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar bevestigde de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de correctie- en boetenota's. De Raad oordeelde dat in gevallen waarin zowel het anoniementarief als het Fooienbesluit is toegepast, alleen het Fooienbesluit van toepassing is als het gebruteerde loon minder is dan het bruto minimumloon. De Raad benadrukte dat appellant niet had onderkend dat het gebruteerde loon in deze gevallen bepalend is voor de toepassing van het Fooienbesluit. De Raad besloot dat appellant een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.