ECLI:NL:CRVB:2008:BC6033
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de juistheid van het vastgestelde ZW-dagloon en WW-dagloon in het kader van een uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn WW-dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank oordeelde dat het Uwv de bedragen waarop het dagloon is gebaseerd correct had vastgesteld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van deze bedragen. Appellant stelde dat de Ziektewet (ZW)-uitkering bij de bepaling van het dagloon voor 100/70 meegeteld moest worden, maar het Uwv had in zijn verweerschrift uiteengezet dat deze factor al was verdisconteerd in de bedragen van de ZW-uitkering.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het bestreden besluit niet inzichtelijk maakte wat het dagloon was van de ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. De Raad stelde vast dat appellant voldoende informatie had kunnen verkrijgen uit zijn loonstroken en jaaropgave om te begrijpen hoe het dagloon was berekend. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien appellant al eerder had kunnen onderkennen dat de berekening van het dagloon correct was.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt het belang van transparantie in de berekening van uitkeringen, maar ook de verantwoordelijkheid van de appellant om zelf informatie te vergaren over zijn uitkering.