ECLI:NL:CRVB:2008:BC6033

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3341 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de juistheid van het vastgestelde ZW-dagloon en WW-dagloon in het kader van een uitkering

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn WW-dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank oordeelde dat het Uwv de bedragen waarop het dagloon is gebaseerd correct had vastgesteld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van deze bedragen. Appellant stelde dat de Ziektewet (ZW)-uitkering bij de bepaling van het dagloon voor 100/70 meegeteld moest worden, maar het Uwv had in zijn verweerschrift uiteengezet dat deze factor al was verdisconteerd in de bedragen van de ZW-uitkering.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het bestreden besluit niet inzichtelijk maakte wat het dagloon was van de ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. De Raad stelde vast dat appellant voldoende informatie had kunnen verkrijgen uit zijn loonstroken en jaaropgave om te begrijpen hoe het dagloon was berekend. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien appellant al eerder had kunnen onderkennen dat de berekening van het dagloon correct was.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt het belang van transparantie in de berekening van uitkeringen, maar ook de verantwoordelijkheid van de appellant om zelf informatie te vergaren over zijn uitkering.

Uitspraak

07/3341 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 mei 2007, 06/3903 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 februari 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.T.F. van Berkel, verbonden aan SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 17 januari 2008, alwaar partijen met bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Ziektewet (ZW) en de Werkloosheidswet (WW) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Appellant is van 6 februari 2006 tot en met 7 mei 2006 als productiemedewerker bij Dactylo Uitzendbureau B.V. werkzaam geweest op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Met ingang van 1 juni 2006 is hem een WW-uitkering toegekend op basis van een gemiddeld aantal arbeidsuren van 26,34 per week en een dagloon van € 37,93. Het Uwv heeft het bezwaar van appellant bij besluit van 27 september 2006 (hierna: het bestreden besluit) gegrond verklaard. Het gemiddeld aantal arbeidsuren is vastgesteld op 30 uur per week en dagloon op € 40,10. Met betrekking tot het dagloon is in het bestreden besluit onder meer het volgende vermeld:
“Bij de berekening van het dagloon waarop wij uw uitkering baseerden is verzuimd rekening te houden met de ziektewetperiode. Het loon inclusief deze verdiensten bedraagt € 10.465,45 en is als volgt samengesteld:
Loon verdiend bij Dactylo Beheer: € 6.898,53 + € 1.553,23 = € 8.451,76
Ziektewetuitkering: € 1.920,03+ € 93,66 = € 2.013,69
Totaal €10.465,45
Het dagloon bedraagt: € 10.465,45 : 261 = € 40,10”
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep bij de rechtbank ingesteld, waarbij hij heeft aangevoerd dat de ZW-uitkering bij de bepaling van het dagloon voor 100/70 moet worden meegeteld. In het verweerschrift heeft het Uwv gesteld dat de factor 100/70 al is verdisconteerd in de bedragen van de ZW-uitkering die in het bestreden besluit zijn vermeld, en nader uiteengezet dat het ziekengeld is berekend door het aantal ziektedagen te vermenigvuldigen met het ZW-dagloon en 70/100, waarna het dagloonsysteem dit bedrag automatisch omrekent met 100/70 tot het in aanmerking te nemen ziekengeld. In reactie hierop heeft appellant gesteld dat de onderbouwing van de hoogte van het dagloon en de toegepaste factor 100/70 pas in beroep is toegezonden en dat op geen enkele wijze blijkt wat het dagloon was van de in het verleden toegekende ZW-uitkering, zodat hij genoodzaakt was beroep in te stellen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank zag geen grond om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde bedragen waarop het dagloon is gebaseerd en was van oordeel dat het WW-dagloon in overeenstemming met de geldende regelgeving is vastgesteld. De rechtbank heeft evenmin aanleiding gezien om het bestreden besluit te vernietigen op de grond dat eerst in beroep van een deugdelijke motivering zou zijn voorzien, nu dit besluit in beroep enkel nader toegelicht is. Ook voor een proceskostenveroordeling bestond volgens de rechtbank geen aanleiding.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat uit het bestreden besluit op geen enkele wijze volgt wat het dagloon was van de ZW-uitkering. Volgens appellant lijkt de factor 100/70 wel te zijn toegepast, maar is voor hem niet inzichtelijk of het vermelde bedrag van het ZW-dagloon juist is. Appellant meent voorts dat hij genoodzaakt was beroep aan te tekenen om de samenstelling van het dagloon te begrijpen, zodat de rechtbank het Uwv had moeten veroordelen in de proceskosten in beroep.
De Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat WW-dagloon in overeenstemming met de geldende regelgeving is vastgesteld. De in het bestreden besluit neergelegde berekening van het dagloon acht de Raad voldoende inzichtelijk. In het bestreden besluit is weliswaar ten onrechte “ziektewetuitkering” in plaats van “ziektewetdagloon” vermeld, maar appellant had naar het oordeel van de Raad uit zijn loonstroken en de jaaropgave van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen afleiden dat een hoger bedrag dan de door hem ontvangen ZW-uitkering, namelijk 100/70 van dat bedrag, bij de berekening in aanmerking is genomen. Aan de hand van die loongegevens had appellant ook kunnen nagaan of het juiste bedrag aan ZW-dagloon is gehanteerd.
Nu appellant een en ander al had kunnen onderkennen toen hij beroep instelde, ziet de Raad evenmin grond voor het oordeel dat de rechtbank het Uwv ten onrechte niet heeft veroordeeld in de door appellant in beroep gemaakte proceskosten.
Gezien het voorgaande kan het hoger beroep niet slagen, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en G. van der Wiel en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2008.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) A. Badermann.
Ar