ECLI:NL:CRVB:2008:BC5020

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3959 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de berekening van de periodieke WUV-uitkering van een vervolgde uitkeringsgerechtigde

In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij uitvoering is gegeven aan de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Het betreft de juistheid van de berekening van de aan appellante toekomende periodieke WUV-uitkering. De uitspraak vond plaats op 14 februari 2008, na een zitting op 17 januari 2008, waar appellante niet aanwezig was. Verweerster werd vertegenwoordigd door mr. drs. K.J. den Oever.

Appellante heeft in beroep de juistheid van de berekening van haar periodieke uitkering niet langer bestreden, maar stelde dat verweerster onzorgvuldig had gehandeld door haar slechts een verkorte versie van de berekeningsbeslissing toe te sturen. Hierdoor zou appellante niet in staat zijn geweest om de juistheid van de berekening te controleren. De Raad oordeelde dat appellante de mogelijkheid had om verweerster om een nadere toelichting te vragen, maar dit niet heeft gedaan. In plaats daarvan heeft zij bezwaar gemaakt tegen de berekeningsbeslissing.

De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake proceskosten. De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond, en oordeelde dat de berekening van de periodieke uitkering correct was uitgevoerd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, met M.J.H. van Baalen als griffier.

Uitspraak

06/3959 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 14 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen verweersters besluit van 22 mei 2006, kenmerk JZ/U80/2006, waarbij uitvoering is gegeven aan de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 17 januari 2008. Aldaar is appellante, naar tevoren was bericht, niet vertegenwoordigd geweest. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. drs. K.J. den Oever, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante, geboren in 1938, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. Bij berekeningsbeslissing van 31 januari 2006, zoals toegelicht bij nader bericht van januari 2006, is de aan appellante toekomende periodieke uitkering per 1 december 2005 en per 1 januari 2006 voorlopig bijgesteld. Daarbij is, naar verweerster bij nader bericht heeft toegelicht, de grondslag in december 2005 eenmalig verhoogd met 2,88% en met ingang van januari 2006 blijvend verhoogd met 0,17%.
Een namens appellante tegen deze beslissing gemaakt bezwaar heeft verweerster bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard op grond van de overweging dat met de bestreden berekeningsbeslissing de grondslag van de aan appellante toekomende periodieke uitkering over december 2005 en januari 2006 correct is verhoogd.
2. In beroep heeft appellante de juistheid van de berekening van haar periodieke uitkering niet langer bestreden. Zij heeft, naar de Raad begrijpt, aangevoerd dat verweerster jegens haar onzorgvuldig heeft gehandeld door aan haar slechts een verkorte versie van de door haar bestreden berekeningsbeslissing toe te sturen, waardoor het voor haar niet mogelijk was de juistheid van de doorgevoerde berekening te controleren.
3. De Raad kan appellante in deze opvatting niet volgen. Naar het oordeel van de Raad had het appellante vrij gestaan aan verweerster een nadere toelichting te vragen, indien de door verweerster gemaakte nieuwe berekening van haar periodieke uitkering haar niet op voorhand duidelijk was. Appellante heeft daarvoor geen aanleiding gezien en heeft in plaats daarvan een bezwaarschrift ingediend tegen de berekeningsbeslissing van
31 januari 2006. In bezwaar is aan haar de door haar gewenste duidelijkheid kennelijk alsnog verschaft. Van onzorgvuldig handelen door verweerster is onder deze omstandigheden, naar het oordeel van de Raad, geen sprake. Voor vernietiging van het bestreden besluit om die reden ziet de Raad dan ook geen aanleiding.
4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.H. van Baalen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M.J.H. van Baalen.
HD
11.02.