ECLI:NL:CRVB:2008:BC5006
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.R. Geerling-Brouwer
- M.J.H. van Baalen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening en ongegrond verzet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2008 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Het beroep van appellant was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, dat op 9 januari 2008 ter zitting is behandeld. Appellant was in persoon aanwezig en werd bijgestaan door zijn schoonzoon, A.F. Louhenapessy. Verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berkel.
Tijdens de zitting heeft appellant aangevoerd dat hij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en daarom afhankelijk was van de hulp van zijn schoonzoon. Dit heeft geleid tot een vertraging in het indienen van het beroepschrift, aangezien het pas werd ingediend nadat de schoonzoon uit het buitenland was teruggekeerd. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant een risico heeft genomen door te wachten met het indienen van het beroep. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op de hoogte was van het verstrijken van de beroepstermijn ten tijde van het opstellen van het beroepschrift.
De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de argumenten van appellant in het verzetschrift en ter zitting niet tot een ander oordeel leiden dan dat in de eerdere uitspraak van 19 juli 2007. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van M.J.H. van Baalen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.