Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank onder meer de boetenota’s vernietigd en de opgelegd boetes op nihil gesteld. Met betrekking tot de correcties verband houdend met de reiskosten woon-werkverkeer heeft zij in haar uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder, het volgende de overwogen:
“2.6 In artikel 1, aanhef en onder b, Regeling vergoeding kosten woon-werkverkeer (hierna: Regeling) (Stcrt. 1990, 140) wordt het begrip reisafstand gedefinieerd als de afstand tussen de woning of verblijfplaats en de arbeidsplaats gemeten langs de meest gebruikelijke weg met dien verstande dat tot de reisafstand niet wordt gerekend de afstand waarover vervoer vanwege de werkgever plaatsvindt. De begripsomschrijvingen neergelegd in later hiervoor in de plaats gekomen Regelingen vergoeding kosten woon-werkverkeer hebben dezelfde inhoud en strekking. In de Regelingen die vanaf 2001 in werking zijn getreden is het eerste lid aangevuld met een omschrijving van het begrip vervoer vanwege de werkgever. Ingevolge de Regeling dient hieronder te worden verstaan:
- vanwege de werkgever georganiseerd vervoer met uitzondering van het woon-werkverkeer van de werknemer die als bestuurder met een niet door de werkgever ter beschikking gesteld voertuig een of meer collega's mede vervoert;
- het reizen per openbaar vervoer op basis van door de werkgever aangeschafte en door hem aan de werknemer verstrekte plaatsbewijzen.
In artikel 3 van de Regelingen zijn forfaitaire bedragen opgenomen waarvan de hoogte afhankelijk is gesteld van de reisafstand en waarvan wordt aangenomen dat deze strekken tot bestrijding van de kosten.
2.7 Niet in geschil tussen partijen is dat eiseres tot het wettelijk toegestane reiskostenforfait de reiskosten voor het woon-werkverkeer van haar werknemers vergoedt. Voor de berekening van de enkele reisafstand woon-werkverkeer - die groter dient te zijn dan 10 kilometer om belastingvrije uitkering van de reiskostenvergoeding mogelijk te maken - is eiseres uitgegaan van de afstand tussen de woning en de werkplek in de terminal van de luchthaven. Aan de werknemers die een reiskostenvergoeding ontvangen, wordt tevens een parkeerkaart dan wel parkeerautorisatie voor de parkeerterreinen P30 en P40 ter beschikking gesteld, en daaraan gekoppeld kosteloos vervoer op de luchthaven naar de werkplek in de terminal. Verweerder is van mening dat dit vervoer moet worden aangemerkt als vervoer vanwege de werkgever, en dat de afstand die op die manier wordt afgelegd niet tot de reisafstand wordt gerekend. Gelet hierop bedraagt de reisafstand
naar de parkeerterreinen voor een aantal werknemers volgens verweerder minder dan 10 kilometer en behoort de reiskostenvergoeding tot het loon.
2.8 Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag hoe de reisafstand in onderhavig geval dient te worden berekend.
2.9 Ter beantwoording van deze vraag zal de rechtbank eerst dienen te beoordelen of het gratis busvervoer (Sternet) tussen P30/P40 en het terminalgebouw van de luchthaven, dat wordt verzorgd door de Luchthaven Schiphol NV, moet worden aangemerkt als vervoer vanwege de werkgever in de zin van de Regeling. Hoewel het gratis vervoer feitelijk wordt georganiseerd door Luchthaven Schiphol, is in onderhavig geval wel degelijk sprake van vervoer vanwege de werkgever. Het gratis vervoer voor de werknemers vloeit immers direct voort uit hun hoedanigheid van werknemer van eiseres. Eiseres heeft er immers voor gekozen om aan de werknemers die een reiskostenvergoeding ontvangen, tevens een parkeerautorisatie voor P30 en P40 te verstrekken, in de wetenschap dat het aansluitende vervoer naar de werkplek met het gratis busvervoer zal plaatsvinden. Zoals eiseres ter zitting heeft verduidelijkt, vindt het gratis vervoer plaats op basis van het bezit van de Schipholpas. Nu de kosten van de Schipholpas bij eiseres in rekening worden gebracht en eiseres deze niet doorberekent aan haar werknemers, moet geconcludeerd worden dat het vervoer op basis van het bezit van de Schipholpas moet worden aangemerkt als vervoer vanwege de werkgever. Een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 12 september 2003, waarin gratis vervoer per bus juist niet als vervoer vanwege de werkgever werd aangemerkt, kan niet slagen. Anders dan in geval van eiseres was in de bedoelde zaak sprake van een situatie waarin met aannemelijk was geworden dat het de bedoelding van de werkgever was geweest om aan de werknemer gratis vervoer voor het woon-werkverkeer te organiseren.
2.10 Vorenstaande betekent dat de reisafstand die met de gratis bus wordt afgelegd niet in aanmerking genomen kan worden bij de berekening van de enkele reisafstand woon-werkverkeer. De stelling van eiseres dat dit niet geldt voor de vele werknemers die met het openbaar vervoer of fiets naar het werk komen en derhalve geen gebruik maken van de parkeerfaciliteiten en het busvervoer, slaagt niet. Het is niet gebleken en evenmin aannemelijk geworden dat veel werknemers aan wie een reiskostenvergoeding is toegekend, met het openbaar vervoer naar hun werk reizen. Nu de bewijslast dat de door eiseres verstrekte vergoedingen niet tot het loon behoren op eiseres rust, had het op haar weg gelegen om met plaatsbewijzen voor het openbaar vervoer haar stelling te bewijzen. Van onzorgvuldig handelen van de zijde van verweerder door zelf geen onderzoek te verrichten naar de vraag welke werknemers doorgaans met het openbaar vervoer reizen is in deze dan ook geen sprake.
2.11 Gelet op het bestreden besluit heeft verweerder voor de berekening van de reisafstand gebruik gemaakt van een onderzoek dat is verricht door de belastingdienst terzake van de woon-werkafstanden naar de luchthaven Schiphol. Eiseres heeft de uitkomsten van de door verweerder gehanteerde methode aan de hand van de postcodevergelijking betwist en gesteld dat dient te worden uitgegaan van de meest gebruikelijke weg. Nu eiseres niet heeft gemotiveerd waarom de uitkomst van de gangbare postcodevergelijking niet de meest gebruikelijke weg zou zijn en wat dan wel de meest gebruikelijke weg is, mocht verweerder uitgaan van de uitkomsten van de gehanteerde methode.
2.12 Gelet op het vorenstaande is verweerder er bij zijn berekening van de premies terecht van uitgegaan dat de reisafstand van de werknemers minder dan 10 kilometer bedraagt.”