ECLI:NL:CRVB:2008:BC4764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.W.J. Schoor
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante, die als directiesecretaresse werkzaam was, had zich op 2 april 2003 ziek gemeld met hartklachten. Het Uwv had haar bij besluit van 9 augustus 2004 een herziening van haar WAO-uitkering opgelegd, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 35 tot 45%. Dit besluit werd enkel door de werkgeefster van appellante bestreden, terwijl appellante zelf geen bezwaar had gemaakt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellante redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt, en verklaart het beroep tegen het besluit van het Uwv niet-ontvankelijk. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat het ontbreken van bezwaar door de belanghebbende leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van het beroep van appellante tegen zowel besluit 1 als besluit 2. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die worden vastgesteld op € 644,-. Het betaalde griffierecht van € 103,- wordt door het Uwv aan appellante vergoed.