ECLI:NL:CRVB:2008:BC4711

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5523 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de PC-privéregeling en de gevolgen voor vakantiegeld en contractloon

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2008, werd het hoger beroep behandeld van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de correctienota's die aan betrokkene waren opgelegd over de jaren 2000 tot en met 2003, in verband met de PC-privéregeling die betrokkene had gehanteerd. De Raad oordeelde dat de PC-privéregeling niet voldeed aan de voorwaarden van het Besluit PC-privé van 30 september 1998, omdat de verlaging van het contractloon niet consequent was doorgevoerd bij de vaststelling van het vakantiegeld. Betrokkene had in de jaren 1999 tot en met 2003 een regeling waarbij het brutosalaris gedurende 36 maanden werd verlaagd, maar dit was niet correct doorgevoerd in de berekening van het vakantiegeld voor de jaren 2001 tot en met 2003. De Raad volgde de rechtbank in het oordeel dat er een daadwerkelijke loonsverlaging met doorwerking in alle looncomponenten was beoogd, maar oordeelde dat de loonsverlaging in sommige gevallen niet in overeenstemming was met het beleid van appellant. De uitspraak concludeerde dat het hoger beroep gedeeltelijk slaagde, zonder dat er een proceskostenveroordeling werd opgelegd. De Raad besloot dat appellant een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

06/5523 CSV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 16 augustus 2006, 05/3718 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene]
en
appellant
Datum uitspraak: 14 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M.M.L. Michiels, werkzaam bij Ernst & Young Belastingadviseurs te Eindhoven, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2007. Hoewel daartoe ambtshalve opgeroepen, heeft appellant zich niet laten vertegenwoordigen. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Michiels, voornoemd, alsmede D. van Hoeve en G. Bloksma.
II. OVERWEGINGEN
Betrokkene kende in de jaren 1999 tot en met 2003 een PC-privéregeling. In een memo, gedateerd 26 februari 1999, van betrokkene over deze regeling gericht aan haar werknemers staat onder meer vermeld dat, ingeval de werknemer de aanschaf van een PC wil betalen van het brutosalaris de PC (ook) zakelijk gebruikt moet worden. Voorts vermeldt het memo dat in geval van bruto betaling het salaris 36 maanden met een nader te bepalen bedrag wordt verlaagd en dat deze tijdelijke verlaging van het brutosalaris van invloed is op de pensioenopbouw, het vakantiegeld en andere salarisafhankelijke beloningen. In het memo wordt als voorbeeld vermeld dat de werknemer minder vakantiegeld zal ontvangen. Betrokkene is op basis hiervan met de deelnemende werknemers een aanpassing van de arbeidsvoorwaarden overeengekomen in die zin dat deze werknemers akkoord zijn gegaan met een verlaging van het brutosalaris gedurende 36 maanden. Tevens zijn zij akkoord gegaan met de consequentie dat ook de salarisafhankelijke beloningen worden berekend op grond van het hernieuwd vastgestelde salaris.
In de periode vanaf 11 oktober 2004 tot en met 23 december 2004 heeft het Uwv bij eiseres een looncontrole uitgevoerd over de jaren 1999 tot en met 2003. De looninspecteur heeft daarbij - onder meer - geconstateerd dat het PC-privéproject in de jaren 2001 tot en met
2003 niet op juiste wijze is uitgevoerd doordat bij de maandelijkse verwerking in het salarispakket SAP het brutoloon niet verlaagd is, waardoor de grondslag van de opbouw vakantiegeld op onjuiste wijze is vastgesteld. Verder is in een aantal gevallen geconstateerd dat bij de verlaging het brutoloon van de betrokken werknemers beneden het geldend wettelijk minimumloon is gedaald.
Bij besluit van 4 oktober 2005 heeft appellant beslissende op het bezwaar van betrokkene tegen de aan haar opgelegde correctienota’s over de jaren 2000 tot en met 2003, gedateerd 23 mei 2005, de nota’s over 2001 tot en met 2003 gehandhaafd, voorzover deze onder meer zien op de door betrokkene in deze jaren gehanteerde PC-privéregeling.
Appellant heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het door betrokkene gehanteerde PC-privéproject niet voldoet aan de voorwaarden van het Besluit PC-privé van 30 september 1998 (Stcrt. 1998, 196) aangezien niet werd voldaan aan de voorwaarde dat de verlaging van het
contractloon over de periode 2001 tot en met 2003 consequent is doorgevoerd bij de vaststelling van het vakantiegeld.
In beroep heeft betrokkene erop gewezen dat de verlaging van het brutoloon consequent is toegepast behalve voor wat betreft het vakantiegeld. Dit laatste slechts voor de jaren 2001 tot en met 2003. In de jaren 1999 en 2000 is dit wel op correcte wijze geschied. De oorzaak hiervan is geweest de omstandigheid dat zij per 1 januari 2001 is overgestapt op het salarispakket SAP. Daarvoor hanteerde zij het salarispakket EXACT .
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van 4 oktober 2005 vernietigd, voorzover daartegen beroep is ingesteld. In haar uitspraak waarin appellant is aangeduid als verweerder en betrokkene als eiseres heeft zij het volgende overwogen:
“Ingevolge artikel 4 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) behoort tot het loon al hetgeen uit dienstbetrekking wordt genoten.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder y, van de CSV, zoals dit luidde ten tijde in geding, behoren niet tot het loon verstrekking en terbeschikkingstelling van computers en bijbehorende apparatuur, alsmede vergoedingen van de kosten daarvan, voorzover de waarde in het economisch verkeer in het kalenderjaar en de twee voorafgaande jaren niet meer bedraagt dan € 2.269,-- (f. 5000,--) en niet aannemelijk is dat zij niet mede dienen tot verwerving van loon.
Ingevolge artikel 5 van de CSV wordt loon beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het:
a. betaald of verrekend is, ter beschikking van de werknemer is gesteld of rentedragend is geworden, dan wel;
b. vorderbaar en tevens inbaar is geworden.
In het zogenaamde Besluit PC Privé van 30 september 1998 (Staatscourant 1998, nummer 196) is door verweerder in artikel 2 geregeld dat een eigen bijdrage van een werknemer voor de aanschaf van een computer niet wordt aangemerkt als loon in de zin van artikel 4 van de CSV, indien de eigen bijdrage in de vorm van een verlaging van het contractloon plaatsvindt.
De door eiseres gehanteerde PC-privéregeling kan worden gekwalificeerd als onderdeel van het zogenaamde cafetariasysteem. De voorwaarden waaraan een werkgever moet voldoen bij dit systeem heeft verweerder kenbaar gemaakt in de mededeling M 2000.028 van 15 maart 2000. De relevante voorwaarden waaronder verlaging van het brutoloon kan worden geaccepteerd zijn volgens deze mededeling:
• Het moet gaan om toekomstige loonelementen;
de contractloonverlaging dient volledig (met alle consequenties, zoals voor dagloon, ziekenfondsloongrens en vakantietoeslag) gerealiseerd te worden;
• de verschuldigde bijdrage of verstrekking is uitgezonderd ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen of daaruit voortvloeiende regelingen; de regeling mag niet ingaan tegen dwingendrechtelijk voorgeschreven regels.
Het door verweerder met betrekking tot evenbedoelde vormen van PC-privéregelingen gevoerde beleid moet volgens vaste jurisprudentie worden gekwalificeerd als buitenwettelijk beleid, dat door de bestuursrechter terughoudend dient te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als een gegeven wordt
aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of zodanig beleid op consistente en redelijke wijze is toegepast
Uit het beleid van verweerder blijkt dat indien geen sprake is van volledige doorwerking van de contractloonverlaging, niet is voldaan aan de vereisten waaronder een eigen bijdrage van een werknemer voor de aanschaf van een computer niet wordt aangemerkt als
loon in de zin van artikel 4 van de CSV. Volledige contractloonverlaging omvat ook consequenties voor de vakantietoeslag.
Blijkens de stukken heeft eiseres in de hiervoor genoemde memo van 26 februari 1999 aan haar medewerkers aangegeven dat de directie van Beter Bed Holding B.V. in samenwerking met de Ondernemingsraad tot overeenstemming is gekomen met de Belastingdienst over de invoer van een PC-privéproject. Daarbij is onder meer bepaald dat bij bruto betaling van een PC het salaris gedurende 36 maanden met een nader te bepalen bedrag zal worden verlaagd en dat deze verlaging van het brutosalaris van invloed is op de pensioenopbouw, vakantiegeld en andere salarisafhankelijke bepalingen. Uit de door eiseres overgelegde aanpassing arbeidsvoorwaarden van 14 juli 1999 ten aanzien van één van de werknemers blijkt ook dat gevolg is gegeven aan de aldus vastgestelde regeling. Daarin wordt immers aangegeven dat ook het vakantiegeld, pensioenopbouw en eventuele andere afhankelijke beloningen zullen worden berekend op grond van het hernieuwd vastgestelde salaris. Ook de door eiseres overgelegde werkgeversverklaringen van
22 september 2003 en 4 november 2004 duiden daar op. De rechtbank leidt hieruit af dat met de PC-privéregeling van eiseres ook daadwerkelijk loonsverlaging met doorwerking in alle van dit loon afhankelijke componenten is beoogd. De omstandigheid dat, zoals onweersproken is gesteld, per abuis vanwege de invoering van het nieuwe salarispakket SAP de verlaging van het brutoloon niet is doorgevoerd in de verlaging van het vakantiegeld, kan hierin geen verandering brengen. Dit geldt evenzeer voor het feit dat in een aantal gevallen is geconstateerd dat de verlaging van het brutoloon heeft geleid tot een daling van het brutoloon onder het wettelijk minimumloon. Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank voldoende de overtuiging gekregen dat eiseres uitvoering heeft gegeven aan de met haar werknemers gemaakte afspraken. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de door eiseres aangehaalde, hiervoor nader genoemde, uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Het voorgaande brengt mee dat het standpunt van verweerder, inhoudende dat de PC-privéregeling van eiseres niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in het Besluit hetgeen de opgelegde correctienota's rechtvaardigt, de toets in rechte niet kan doorstaan. Het bestreden besluit, voorzover daartegen beroep is ingesteld, komt dan ook voor vernietiging in aanmerking.”
De Raad volgt de rechtbank in zoverre dat hij met de rechtbank van oordeel is dat in voldoende mate vaststaat dat een daadwerkelijke loonsverlaging met doorwerking in alle van dit loon afhankelijke componenten is beoogd. Van betekenis acht de Raad het gestelde in meergenoemd memo, in welk memo de werknemers expliciet zijn gewezen op de gevolgen van een salarisverlaging voor van hun salaris afhankelijke looncomponenten, het gegeven dat in de schriftelijke aanpassingen van de arbeidsvoorwaarden onder meer melding wordt gemaakt van een berekening van het vakantiegeld op basis van het verlaagde salaris en het gegeven dat in de jaren waarin betrokkene nog werkte met het salarispakker EXACT het vakantiegeld wel werd
verlaagd. In feite is een (gering) deel van het vakantiegeld in de jaren 2001 tot en met 2003 onverschuldigd betaald. Onder deze omstandigheden is de Raad dan ook van oordeel dat de salarisverlaging in voldoende mate realiteitswaarde heeft en dat de PC-privéregeling van betrokkene naar strekking geacht mag worden in overeenstemming te zijn met het beleid van appellant ter zake, althans voor die gevallen waarin toepassing van deze regeling niet heeft geleid tot een loon lager dan het wettelijk minimumloon.
Met betrekking tot dit laatste volgt de Raad de rechtbank niet. Naar het oordeel van de Raad is er geen plaats voor het oordeel dat ook in deze gevallen de loonsverlaging naar strekking in overeenstemming moet worden geacht met het beleid van appellant ter zake. De Raad acht het niet onredelijk dat appellant met betrekking tot deze gevallen strikt wenst vast te houden aan zijn beleid. In deze gevallen zou immers geen volledige doorwerking plaatsvinden naar een eventueel te verstrekken werkloosheidsuitkering of arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met de aanspraak op een dagloon gebaseerd op het rechtens geldend loon, waaronder in ieder geval moet worden begrepen het wettelijk minimumloon.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van appellant gedeeltelijk slaagt.
Gelet hierop acht de Raad geen plaats voor een proceskostenveroordeling.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover daarbij is bepaald dat appellant een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Bepaalt dat appellant een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en H.C. Cusell als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2008.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep
in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van het begrip loon in
de artikelen 4 tot en met 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen.