ECLI:NL:CRVB:2008:BC4432
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Fictief dienstverband en recht op WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 januari 2006. De zaak betreft de vraag of betrokkene recht heeft op een WAO-uitkering. De rechtbank had geoordeeld dat appellant onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een fictief dienstverband tussen betrokkene en schoonmaakbedrijf [bedrijfsnaam]. Appellant had eerder besloten dat betrokkene geen recht had op een WAO-uitkering, omdat hij niet verplicht verzekerd was voor de WAO, wat volgens appellant het gevolg was van het fictieve dienstverband.
Tijdens de zitting op 20 december 2007 heeft appellant zich laten vertegenwoordigen door mw. drs. J. Hut, terwijl betrokkene in persoon verscheen, bijgestaan door mr. A. van Toorn, advocaat te Rotterdam. De Raad heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de ingediende stukken bestudeerd. Betrokkene heeft onder andere schriftelijke arbeidsovereenkomsten en salarisspecificaties overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt dat hij in dienst was bij het schoonmaakbedrijf.
De Raad heeft overwogen dat de eerdere besluiten van appellant, die zijn gebaseerd op de veronderstelling van een fictief dienstverband, niet voldoende zijn onderbouwd. De Raad concludeert dat er voldoende bewijs is dat betrokkene daadwerkelijk in dienst was en dat de eerdere besluiten van appellant niet de vereiste feitelijke grondslag hebben. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene tegen het besluit op bezwaar ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.