ECLI:NL:CRVB:2008:BC3897
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag tot herziening van WW-uitkering zonder nieuw gebleken feiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 9 november 2006, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had op 5 oktober 2005 verzocht om herziening van zijn WW-dagloon, maar dit verzoek werd afgewezen door het Uwv. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep beoordeelt het geschil aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen die golden ten tijde van de aanvraag.
De Raad overweegt dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die de herziening van het dagloon rechtvaardigen. Het feit dat het Uwv in het verleden het dagloon onjuist heeft vastgesteld, wordt niet als nieuw feit aangemerkt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 januari 2008. De Raad benadrukt dat bij verzoeken om herziening van besluiten nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden vermeld, anders kan het bestuursorgaan het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen. Dit is in lijn met eerdere jurisprudentie van de Raad.