ECLI:NL:CRVB:2008:BC3263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering van WAZ-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uwv om geen WAZ-uitkering toe te kennen ongegrond heeft verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij verdergaand beperkt is dan door het Uwv is aangenomen, en heeft medische informatie overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 oktober 2007, waarbij appellante in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat, en het Uwv vertegenwoordigd was door een gemachtigde.
De Raad heeft de klachten van appellante, waaronder ernstige rug- en nekklachten, knieklachten, diabetes en andere aandoeningen, in overweging genomen. Appellante stelde dat de rechtbank een deskundige had moeten benoemen voor een expertise. Echter, de Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad volgde het standpunt van de bezwaararbeidsdeskundige, die had vastgesteld dat appellante op en na 31 december 2001 minder dan 25% arbeidsongeschikt was. De Raad vond geen aanleiding om de stelling van appellante dat haar beperkingen niet correct waren beoordeeld te volgen.
De uitspraak van de Raad bevestigt dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante niet in aanmerking komt voor een WAZ-uitkering, omdat zij niet voldoet aan de criteria van arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in de wet. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, M.H.A. Uri, op 18 januari 2008.