ECLI:NL:CRVB:2008:BC3108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- G.J.H. Doornewaard
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen van appellant
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin zijn beroep tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 januari 2008 uitspraak gedaan. Appellant, geboren in 1963, heeft sinds 1988 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen, die op 20 november 2003 door het Uwv is ingetrokken. Het Uwv stelde dat appellant in staat was om met gangbare arbeid een loon te verdienen dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid onder de 15% bracht. Appellant heeft diverse medische klachten, waaronder gehoorproblemen en psychische aandoeningen, die zijn arbeidsmogelijkheden beïnvloeden.
De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de rapportages van verschillende artsen. De verzekeringsarts O.L. Zuiderhoek en bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons hebben geconcludeerd dat appellant, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is om voltijds te werken. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat zijn beperkingen zijn onderschat, zorgvuldig gewogen. Ondanks de medische informatie die appellant heeft overgelegd, concludeert de Raad dat er geen reden is om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen.
De Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat het Uwv de WAO-uitkering van appellant terecht heeft ingetrokken. De stelling van appellant dat er een te korte uitlooptermijn is gehanteerd, werd door de Raad verworpen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.298,48, inclusief griffierecht.