ECLI:NL:CRVB:2008:BC2591

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1843 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en WUBO-uitkering na bombardement

In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin haar aanvraag voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en een WUBO-uitkering werd afgewezen. De aanvraag was gebaseerd op gezondheidsklachten die appellante toeschrijft aan een bombardement op Maastricht in 1941. Appellante, geboren in 1940, stelde dat zij zich op het moment van het bombardement in de woning van haar grootouders bevond, die volledig verwoest werd. Ze voerde aan dat zij op het moment van de inslag onderweg was naar een schuilkelder, die zich op 100 meter afstand bevond.

Tijdens de zitting op 6 december 2007 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel. De verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke. De Raad heeft vastgesteld dat er meerdere verklaringen van familieleden zijn, waaronder die van haar tante, die erop wijzen dat appellante ten tijde van het bombardement al in de schuilkelder was. Deze eerdere verklaringen stonden in contrast met de stelling van appellante dat zij nog bovengronds was ten tijde van de inslag.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verweerster op basis van de beschikbare informatie terecht had geconcludeerd dat appellante niet direct betrokken was bij het bombardement. De Raad vond geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan op 17 januari 2008 door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

07/1843 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellante],
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 17 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 8 maart 2007, kenmerk JZ/R60/2007 (hierna: bestreden besluit), genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2007. Voor appellante is daar verschenen mr. J.C.M. van Berkel, advocaat te Sittard, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Blijkens de gedingstukken heeft appellante, geboren in 1940, een aanvraag ingediend om krachtens de Wet te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer en in aanmerking te worden gebracht voor, onder meer, een periodieke uitkering. Appellante heeft deze aanvraag gebaseerd op gezondheidsklachten, die naar haar stelling zijn te wijten aan een door haar meegemaakt bombardement op Maastricht in 1941.
2. Bij besluit van 8 augustus 2006, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerster op deze aanvraag afwijzend beslist, op de grond
- samengevat - dat niet is gebleken van directe betrokkenheid bij het genoemde bombardement, in aanmerking genomen dat appellante blijkens voorhanden zijnde verklaringen zich toen in een schuilkelder bevond.
3. In beroep is namens appellante aangevoerd dat zij zich op de dag van het bombardement bevond in de woning van haar grootouders, welke woning bij het bombardement volledig werd verwoest. Aangezien appellante volgens een nadere verklaring van de haar destijds begeleidende tante [naam tante] op het moment van de bominslag nog onderweg was naar de zich op 100 meter van deze woning bevindende schuilkelder, moet worden aangenomen dat zij deze inslag van zeer nabij heeft meegemaakt zodat wel degelijk sprake is van directe betrokkenheid in de zin van de Wet, aldus appellante.
4. De Raad stelt evenwel, met verweerster, vast dat zich onder de gedingstukken meerdere verklaringen bevinden van familieleden - onder andere ook van [naam tante] - waaruit is af te leiden dat appellante ten tijde van het bombardement wel al in de schuilkelder was; althans is in die eerdere verklaringen niet vermeld dat appellante met haar tante [naam tante] nog bovengronds was ten tijde van de inslag. Gelet op het beeld dat uit die eerdere verklaringen naar voren komt kon en mocht verweerster concluderen dat appellante vanwege haar verblijf in de schuilkelder niet direct betrokken is geweest bij het bombardement waarbij de grootouderlijke woning werd verwoest.
5. Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond.
6. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.H. van Baalen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M.J.H. van Baalen.
HD