ECLI:NL:CRVB:2008:BC1659
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C.M. van Laar
- P. van der Wal
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WIA door Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 8 juni 2007 het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 23 oktober 2006 geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen, en verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Appellant stelde dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, wat hem verhinderde om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaar en dat hij maatregelen had moeten treffen om zijn belangen te laten behartigen door iemand die de taal wel beheerst.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot dezelfde conclusie als de rechtbank. De Raad stelde vast dat het bezwaarschrift buiten de geldende bezwaartermijn van zes weken was ingediend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat appellant niet in verzuim was geweest, maar dat de omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af.
De uitspraak werd gedaan door M.C.M. van Laar, in tegenwoordigheid van P. van der Wal, op 9 januari 2008. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van het bezwaar bij appellant lag, ongeacht zijn beheersing van de Nederlandse taal.