ECLI:NL:CRVB:2007:BD9911
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens termijnoverschrijding griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker, wonende in Indonesië, had een verzoek ingediend tegen de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft voldaan aan de verplichting om het griffierecht van € 35,-- tijdig te betalen. Verzoeker werd op 12 oktober 2007 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, met de mededeling dat dit binnen twee weken na dagtekening van de brief diende te worden voldaan. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn ontvangen. Op 26 oktober 2007 is verzoeker opnieuw gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen, met de mededeling dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zou worden verklaard indien het bedrag niet tijdig zou worden bijgeschreven. Ook deze termijn is verstreken zonder dat het griffierecht is voldaan. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geconcludeerd dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2007.