[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2004, 03/2340 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 28 december 2007
Namens appellante heeft mr. K.R. Lieuw On, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Lieuw On. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Namens appellante is een door de Raad gestelde vraag schriftelijk beantwoord.
Vervolgens zijn namens appellante de gronden van het hoger beroep aangevoerd.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 24 oktober 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Lieuw On. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.M.A. Clerx, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Ter zitting is als door appellante meegebrachte getuige gehoord [getuige], als werkadviseur werkzaam bij re-integratiebedrijf Agens B.V. te Zwolle.
1.1. Appellante heeft in Suriname onderwijs gevolgd en daar ook van 1982 tot 1998 gewerkt in diverse functies. Na de MAVO heeft zij de opleiding voor journalistiek en communicatiewetenschap gevolgd. Van 1982 tot 1992 was zij werkzaam als journalist bij een persbureau en bij een avondblad. Van 1992 tot 1998 was zij werkzaam als voorlichter, docent en televisiepresentator. In 1998 is zij naar Nederland vertrokken.
In Nederland is zij tot 27 april 2000 via uitzendbureaus in diverse functies werkzaam geweest, laatstelijk op een afdeling Buitenlandse Exchange, Futures en Opties waar zij financiële transacties afhandelde en naar aanleiding van financiële transacties telefonische contacten onderhield. Aan de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: VU) rondde zij in april 2000 het studieblok communicatie en organisatie af. In februari 2001 heeft appellante de opleiding Global E-Commerce, een masteropleiding aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, aangevangen.
1.2. Op 27 april 2000 is appellante uitgevallen ten gevolge van psychische klachten. Appellante heeft aangegeven dat die klachten hun oorzaak vinden in de gang van zaken rond (de geldigheid in Nederland van) het diploma verbonden aan de afronding van het studieblok aan de VU. Over die kwestie heeft zij moeten procederen.
1.3. In het kader van de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante heeft een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. In de rapportage van 25 april 2001 wordt geconcludeerd dat appellante aangemerkt dient te worden als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten (hierna: Wet REA) en dat het instrument dat in het kader van de reïntegratie-integratie moet worden ingezet daadwerkelijke bemiddeling naar een werkgever is. In de re-integratievisie van 26 april 2001 is dit laatste bevestigd. Het Uwv heeft vervolgens Agens verzocht appellante te ondersteunen en te bemiddelen naar passende arbeid.
1.4. [getuige] heeft in het evaluatierapport van 23 mei 2002 geconcludeerd dat door de opleiding Global E-Commerce de kans op reïntegratie van appellante vergroot wordt, terwijl appellante zonder scholing redelijk bemiddelbaar zal blijken. In het scholingsplan van 23 september 2002 heeft [getuige] het Uwv verzocht appellante op grond van artikel 22 van de Wet REA in aanmerking te brengen voor vergoeding van de kosten van de opleiding Global E-Commerce (€ 37.269,20). Daarbij is opgemerkt dat het tot dusverre, zonder dat appellante deze opleiding heeft afgerond, niet is gelukt haar bij een werkgever geplaatst te krijgen.
1.5. Bij besluit van 5 december 2002 heeft het Uwv geweigerd appellante in aanmerking te brengen voor vergoeding van de kosten. De weigering berust op het standpunt dat appellante met de reeds door haar gevolgde en afgeronde opleidingen een goede toegang tot de arbeidsmarkt heeft en dat het volgen van de opleiding Global E-Commerce niet noodzakelijk is.
1.6. Bij besluit van 15 april 2003 heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 5 december 2002 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 15 april 2003 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep, in essentie op dezelfde als de in eerste aanleg tegen het besluit van 15 april 2003 aangevoerde gronden, tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wet REA is het Uwv bevoegd aan een arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10 van de Wet REA voorzieningen toe te kennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid. In artikel 22, tweede lid, onder a, van de Wet REA is bepaald dat daaronder in ieder geval scholing of opleiding worden verstaan.
4.2.1. Uit oogmerk en strekking van artikel 22, eerste lid, van de Wet REA vloeit voort dat de daarin aan het Uwv toegekende bevoegdheid slechts bestaat ten aanzien van voorzieningen die noodzakelijk zijn ter compensatie van bekwaamheden die als gevolg van ziekte of gebrek zijn weggevallen of dreigen weg te vallen. Dit betekent dat, allereerst, dient te worden beoordeeld of het volgen van de opleiding Global E-Commerce voor appellante noodzakelijk is.
4.2.2. Appellante heeft aangevoerd dat zij als gevolg van de in haar beleving traumatische ervaringen die haar arbeidsongeschiktheid hebben bewerkstelligd, niet op haar eigen (functie)niveau kan functioneren. Het volgen en afronden van de - universitaire - studie Global E-Commerce is gericht op het wegnemen van het trauma en haar faalangst en dient er verder toe om appellante in de gelegenheid te stellen verder te gaan op haar eigen functieniveau, maar dan in een andere richting. Om die reden is in dit geval wel sprake van de noodzaak tot het volgen van deze (of een vergelijkbare) opleiding.
4.2.3. Uit de gedingstukken blijkt dat appellante in Suriname en in Nederland onderwijs heeft gevolgd op - ten minste - HBO-niveau en voorts dat zij erin is geslaagd om in Nederland arbeid te verkrijgen op zowel MBO- als HBO-niveau. Deze feiten rechtvaardigen op zichzelf niet de conclusie dat het volgen van de opleiding Global E-Commerce voor appellante noodzakelijk is. In hetgeen appellante heeft aangevoerd ziet de Raad geen grond om niettemin anders te oordelen. Daarvoor is reeds doorslaggevend dat het door appellante gestelde verband tussen haar psychische klachten en haar arbeidsmarktpositie niet aannemelijk is geworden.
4.3. Het door appellante gedane beroep op het vertrouwensbeginsel treft geen doel.
Uit het feit dat de door Agens op 28 mei 2002 aan het Uwv uitgebrachte offerte, waarop onder de kop “In te zetten producten” onder meer is vermeld “RE O&M Scholing 2001
€ 328,99”, op 7 juni 2002 door een re-integratiemedewerker van het Uwv is ondertekend, volgt immers - bepaald - niet dat het Uwv heeft ingestemd met vergoeding van de kosten van de opleiding Global E-Commerce.
4.4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen grond.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 december 2007.