ECLI:NL:CRVB:2007:BC2979
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke aansprakelijkheidstelling voor onbetaald gebleven sociale verzekeringspremie en kennelijk onbehoorlijk bestuur
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de hoofdelijke aansprakelijkheid van betrokkenen voor onbetaald gebleven sociale verzekeringspremies. De rechtbank had vastgesteld dat betrokkenen feitelijk beleidsbepalers of bestuurders waren ten tijde van de betalingsonmacht. De rechtbank oordeelde dat het aan appellant was om aan te tonen dat de niet-betaling het gevolg was van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor structureel en systematisch niet nakomen van de verplichting om personeel aan te melden. De rechtbank vond dat de verklaringen van betrokkenen en het percentage niet-aangemelde werknemers niet wezenlijk waren om aan te nemen dat er sprake was van onbehoorlijk bestuur.
Appellant ging in hoger beroep en stelde dat betrokkenen debet waren aan een organisatorisch en financieel disfunctioneren. Appellant meende dat het niet aanmelden van werknemers en het niet verantwoord loon wezenlijk bewijs vormden voor kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Raad oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was geleverd dat betrokkenen zich schuldig hadden gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de bewijsvoering van appellant inconsistent was en niet voldeed aan de vereiste motivering.
De Raad concludeerde dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van betrokkenen op grond van artikel 16d van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet kon worden gehandhaafd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 december 2007.