ECLI:NL:CRVB:2007:BC1964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het WAO-dagloon en de inhouding van bedragen in verband met de PC-privé regeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle - Lelystad van 24 januari 2007, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de vaststelling van het WAO-dagloon van appellant en de vraag of bedragen die zijn ingehouden in verband met de PC-privé regeling in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van dit dagloon.
Appellant had verzocht om een verhoging van zijn WAO-dagloon, dat per 5 oktober 2004 was vastgesteld op € 125,49. Het Uwv had in een eerder besluit van 29 maart 2006 dit dagloon verhoogd, maar verklaarde in een besluit op bezwaar van 28 juni 2006 het bezwaar van appellant ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij recht had op een hoger dagloon dan het bedrag dat uit de loonadministratie bleek.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2007 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, en heeft het Uwv zich laten vertegenwoordigen door een medewerker. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de regelgeving die gold ten tijde van het geschil. De Raad concludeert dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij in de maanden juli tot en met september 2003 een hoger brutoloon heeft ontvangen dan uit de loonstroken blijkt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2007, waarbij de voorzitter en de leden de overwegingen van de rechtbank hebben overgenomen en bevestigd.