ECLI:NL:CRVB:2007:BC1536

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2438 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bezwaarschrift niet verschoonbaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 maart 2007, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van bezwaar eindigde op 24 januari 2006, maar het bezwaarschrift werd pas op 26 januari 2006 door de Svb ontvangen. Appellante stelde dat het bezwaarschrift op 23 januari 2006 door haar gemachtigde ter post was bezorgd, maar dit kon niet worden aangetoond.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas na het verstrijken van de termijn was ontvangen. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post was bezorgd. De gekozen verzendwijze met een frankeermachine zonder datumstempel maakte het onmogelijk om het tijdstip van verzending te verifiëren. De Raad wees erop dat het risico van het niet kunnen aantonen van de terpostbezorging voor rekening van appellante kwam.

Daarnaast werd overwogen dat er geen feiten of omstandigheden waren die rechtvaardigden dat appellante in verzuim was. De gezondheidsproblemen en de wanordelijke omstandigheden bij appellante thuis waren niet voldoende om aan te nemen dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier A. Kovács, op 31 december 2007.

Uitspraak

07/2438 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 maart 2007, 06/2770 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 31 december 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft drs. A. van den Broek, belastingadviseur te Made, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2007. Namens appellante is daarbij verschenen drs. A. van den Broek, voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A. Slovacek.
II. OVERWEGINGEN
Bij beslissing op bezwaar van 14 april 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 13 december 2005, waarbij de aan haar toegekende nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) per 31 januari 2006 is ingetrokken, niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij is overwogen dat de termijn voor het instellen van bezwaar eindigde op 24 januari 2006 en dat het bezwaarschrift op 26 januari 2006 is ontvangen. Voorts heeft de Svb erop gewezen dat de datum van terpostbezorging van het bezwaarschrift niet kan worden vastgesteld en dat appellante niet heeft aangetoond dat het bezwaarschrift uiterlijk op de laatste dag van termijn ter post is bezorgd.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard.
Namens appellante is ook in hoger beroep aangevoerd dat het bezwaarschrift op 23 januari 2006 door haar gemachtigde persoonlijk ter post is bezorgd voor de postlichting van die dag.
De Raad overweegt het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat het op 23 januari 2006 gedateerde bezwaarschrift van appellante niet tijdig is ingediend, nu het eerst na het einde van de bezwaartermijn op 26 januari 2006 door de Svb is ontvangen. Dit betekent dat beoordeeld dient te worden of het bezwaarschrift op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tijdig is ingediend. Ingevolge dit artikellid is bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen.
De Raad is met de rechtbank en de Svb van oordeel dat namens appellante niet is aangetoond dat het bezwaarschrift uiterlijk op 24 januari 2006 ter post is bezorgd. Daarbij acht de Raad allereerst van belang dat gekozen is voor een frankering van het bezwaarschrift door middel van een frankeermachine, waarbij geen datum in het stempel van de frankeermachine is vermeld. Aldus is niet controleerbaar wanneer het stempel door de frankeermachine is geplaatst en voorts leidt deze wijze van verzending ertoe dat door de TPG Post geen poststempel op de enveloppe wordt geplaatst, waardoor ook op die wijze niet valt na te gaan wanneer het poststuk per post is bezorgd. Voorts kan namens appellante ook niet op andere wijze aangetoond of aannemelijk gemaakt worden dat het bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd. Onder deze omstandigheden dient het risico dat het tijdstip van terpostbezorging niet meer kan worden aangetoond voor rekening en risico van appellante te komen. Daarbij wijst de Raad er nog op dat gekozen had kunnen worden voor andere wijzen van verzending van het bezwaarschrift.
Ten slotte is de Raad niet gebleken van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb op grond waarvan redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat appellante in verzuim is geweest. De in dit verband genoemde gezondheidstoestand van appellante en de wanordelijke omstandigheden bij haar thuis hebben appellante immers niet verhinderd om enkele dagen voor het einde van de bezwaartermijn een belangenbehartiger in te schakelen.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Kovács als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 december 2007.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A. Kovács.
BKH