ECLI:NL:CRVB:2007:BC1536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Termijnoverschrijding bezwaarschrift niet verschoonbaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 maart 2007, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van bezwaar eindigde op 24 januari 2006, maar het bezwaarschrift werd pas op 26 januari 2006 door de Svb ontvangen. Appellante stelde dat het bezwaarschrift op 23 januari 2006 door haar gemachtigde ter post was bezorgd, maar dit kon niet worden aangetoond.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas na het verstrijken van de termijn was ontvangen. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post was bezorgd. De gekozen verzendwijze met een frankeermachine zonder datumstempel maakte het onmogelijk om het tijdstip van verzending te verifiëren. De Raad wees erop dat het risico van het niet kunnen aantonen van de terpostbezorging voor rekening van appellante kwam.
Daarnaast werd overwogen dat er geen feiten of omstandigheden waren die rechtvaardigden dat appellante in verzuim was. De gezondheidsproblemen en de wanordelijke omstandigheden bij appellante thuis waren niet voldoende om aan te nemen dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier A. Kovács, op 31 december 2007.