ECLI:NL:CRVB:2007:BC0922

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/4114 AW t/m 06/4118 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
  • R.B.E. van Nimwegen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in ambtenarenrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 20 december 2007 in hoger beroep, ingediend door de Staatssecretaris van Defensie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had op 3 april 2006 in verschillende zaken (05/500, 05/503, 05/769, 05/770 en 05/772) geoordeeld over geschillen tussen de Staatssecretaris en betrokkenen, die vertegenwoordigd werden door mr. M.J. de Haas van de vakbond VBM/NOV.

De Staatssecretaris heeft op 17 augustus 2007 het hoger beroep ingetrokken. Vervolgens heeft mr. De Haas op 23 augustus 2007 verzocht om een proceskostenveroordeling van de Staatssecretaris. De Raad heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten, met toestemming van beide partijen.

De Raad overweegt dat, volgens artikel 21a van de Beroepswet, bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris het hoger beroep heeft ingetrokken en dat er een verzoek om proceskostenvergoeding is ingediend.

De Raad heeft de gemaakte proceskosten in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat deze beperkt zijn tot de kosten van rechtsbijstand voor het indienen van een verweerschrift. De zaken zijn als samenhangend aangemerkt, wat heeft geleid tot een toekenning van anderhalve punt aan de werkzaamheden van de gemachtigde van betrokkenen. Dit resulteert in een proceskostenvergoeding van € 483,- die door de Staat der Nederlanden aan betrokkenen moet worden betaald.

Uitspraak

06/4114 AW tot en met 06/4118 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 21a van de Beroepswet in verband met de hoger beroepen van:
de Staatssecretaris van Defensie, (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 april 2006, 05/500, 05/503, 05/769, 05/770 en 05/772 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
[betrokkenen]
en
appellant
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Mr. M.J. de Haas, juridisch adviseur bij de vakbond voor defensie personeel VBM/NOV te ’s-Gravenhage, heeft namens betrokkenen een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 augustus 2007 heeft appellant de hoger beroepen ingetrokken.
Bij brief van 23 augustus 2007 heeft mr. De Haas, voornoemd, namens betrokkenen aan de Raad verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 21a, eerste lid, eerste volzin, van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden veroordeeld in de proceskosten.
De Raad stelt vast dat appellant de hoger beroepen heeft ingetrokken en dat namens betrokkenen een verzoek om veroordeling van appellant in de proceskosten van betrokkenen is gedaan.
Aangezien de rechtbank Leeuwarden bij de aangevallen aanspraak reeds ten aanzien van de proceskosten in beroep heeft beslist, staan slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling. De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn in hoger beroep beperkt gebleven tot de kosten van verleende rechtsbijstand in verband met het indienen van een verweerschrift. De zaken worden aangemerkt als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten. De Raad ziet hierin aanleiding aan de door gemachtigde van betrokkenen verrichte werkzaamheden anderhalve punt toe te kennen. Dit leidt tot een veroordeling van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 483,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt appellant in de kosten van betrokkenen tot een bedrag van € 483,-, te betalen door de Staat der Nederlanden.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 december 2007.
(get.) K.J. Kraan.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.