ECLI:NL:CRVB:2007:BC0770

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1807 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Juridische beoordeling van premienota's en tenaamstelling door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de premienota's van appellante, die betrekking hebben op de jaren 1999, 2000 en 2001. Appellante, vertegenwoordigd door drs. M. Hiele, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 maart 2007, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder de bezwaren van appellante tegen de premienota's niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de premienota van 2001 ongegrond verklaard.

De Raad heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellante beoordeeld, die stelde dat de premienota's niet op haar betrekking hadden vanwege gebreken in de tenaamstelling. De rechtbank had echter vastgesteld dat de nota's correct waren geadresseerd aan appellante en dat het aansluitnummer duidelijk maakte voor welke werkgever de nota's golden. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat appellante voldoende op de hoogte was van haar verplichtingen en dat zij had nagelaten om het Uwv te verzoeken de tenaamstelling te wijzigen indien zij meende dat deze onjuist was.

De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie tussen werkgevers en het Uwv met betrekking tot premienota's en de verantwoordelijkheden van werkgevers om tijdig bezwaar te maken tegen onjuiste tenaamstellingen.

Uitspraak

07/1807 ALGEM
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 maart 2007, 06/3393 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
Datum uitspraak: 22 november 2007.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is door drs. M. Hiele, werkzaam bij Hiele, Beyer & Van Zijp belastingadviseurs te Houten, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2007. Namens appellante is verschenen drs. Hiele en het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. Zwanink, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitvoerig overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
Bij besluit van 6 september 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellante gericht tegen de premienota’s over de jaren 1999 en 2000 van 20 augustus 2001 en 10 september 2001 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar gericht tegen de premienota over het jaar 2001 van 29 juli 2002 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep hiertegen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij - voor zover in hoger beroep in geschil - als haar oordeel uitgesproken dat zij het standpunt van appellante dat de hierboven vermelde premienota’s niet op haar betrekking hebben niet kan onderschrijven. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat elk van de drie nota’s als kenmerk het aansluitnummer van [naam B.V.] vermeldt, ofwel van appellante, en dat deze nota’s als geadresseerde vermelden “[naam B.V.]”. Op grond van deze tenaamstelling in combinatie met het – unieke – aansluitnummer kan geen twijfel doen rijzen op welke werkgever de nota’s betrekking hebben.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd.
Hetgeen namens appellante in hoger beroep naar voren is gebracht, in essentie er op neerkomend dat aan de tenaamstelling van de nota’s over de jaren hier in geding dusdanige gebreken kleven dat het tot vernietiging van het bestreden besluit en van de nota’s moet leiden, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Daartoe overweegt de Raad nog het volgende.
Het moet een werkgever volstrekt duidelijk zijn voor welke bedragen en over welke periode hij voor premie aansprakelijk wordt gesteld. Met betrekking tot de jaren 1999 en 2000 moet de Raad constateren dat het Uwv op verzoek van appellante bij fax van 17 januari 2002 alsnog de premienota’s van 20 augustus 2001 en 10 september 2001 heeft toegezonden op naam van [naam B.V.] en met aansluitnummer [aansluitnummer]. Op dat moment moest het voor appellante voldoende duidelijk zijn in welke hoedanigheid zij werd aangesproken en om welke periode en welke premiebedragen het ging. Indien appellante van mening was dat deze premienota’s niet op haar van toepassing waren dan had het op haar weg gelegen dit aan het Uwv kenbaar te maken en had zij het Uwv kunnen verzoeken om de tenaamstelling te wijzigen. Dit heeft appellante nagelaten. De Raad is derhalve van oordeel dat appellante terecht heeft kunnen fungeren als correspondentieadres voor de premienota’s ter zake van het personeel van het bedrijf van appellante voor de jaren hier in geding.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en K. Zeilemaker als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 november 2007.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A. Badermann.
RH