ECLI:NL:CRVB:2007:BC0744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de dagloonvaststelling in het kader van WW-uitkering na WAO-schatting
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de dagloonvaststelling voor een WW-uitkering na een WAO-schatting. Appellant, die eerder als onderhoudsmonteur werkte, is arbeidsongeschikt geraakt en heeft een uitkering op basis van de WAO ontvangen. Na een periode van arbeidsongeschiktheid heeft hij zich laten omscholen tot CAD-tekenaar en is hij per 19 juni 2000 in die functie gaan werken. Echter, door toegenomen arbeidsongeschiktheid heeft hij deze werkzaamheden moeten staken. Het Uwv heeft de WAO-uitkering van appellant ingetrokken en hem in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering, waarbij het dagloon werd vastgesteld op basis van zijn inkomsten als CAD-tekenaar.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de bepalingen in de Dagloonregels IWS, die vereisen dat het dagloon wordt vastgesteld op basis van het gewoonlijk uitgeoefende beroep. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij het Uwv in een nieuw besluit op bezwaar heeft aangegeven dat de werkzaamheden als CAD-tekenaar bij Geurts moeten worden aangemerkt als het gewoonlijk uitgeoefende beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de CAD-tekenaar bij Geurts als gewoonlijk uitgeoefend beroep moet worden aangemerkt. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die tot een andere dagloonvaststelling zouden moeten leiden. De Raad verklaart het beroep van appellant tegen het besluit van 2 mei 2007 ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.