ECLI:NL:CRVB:2007:BC0667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van arbeidsongeschiktheid na auto-ongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de weigering van ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de orde is. Appellant, een internationaal vrachtwagenchauffeur, raakte op 21 februari 1996 betrokken bij een ernstig auto-ongeval, wat leidde tot arbeidsongeschiktheid. Hij ontving ziekengeld tot 13 juni 1996, waarna het Uwv besloot de uitkering te beëindigen, omdat appellant niet langer als arbeidsongeschikt werd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond.
In de procedure bij de Centrale Raad van Beroep werd het hoger beroep van appellant behandeld. De Raad oordeelde dat het Uwv bevoegd was om ziekengeld te weigeren op basis van artikel 44 van de Ziektewet (ZW). De Raad baseerde zijn oordeel op een rapport van een deskundige, die concludeerde dat appellant op 18 juli 1999 leed aan een posttraumatische stressstoornis, waardoor hij ongeschikt was voor zijn werk als vrachtwagenchauffeur. Appellants argument dat hij bij aanvang van zijn dienstverband op 18 juli 1999 goed functioneerde, werd niet ondersteund door de beschikbare gegevens.
De Raad oordeelde dat het Uwv op juiste wijze gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid en dat er geen gronden waren om het besluit van 28 november 2007 niet in stand te laten. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep tegen het besluit van 28 november 2007 werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van griffier P. van der Wal, op 19 december 2007.