ECLI:NL:CRVB:2007:BB8589

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2027 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2007 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 30 januari 2007, waarin de rechtbank de aanvraag van appellant voor een WW-uitkering had afgewezen. De Raad had eerder, op 20 juni 2007, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank was ingediend. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat er omstandigheden waren die de overschrijding van de termijn zouden rechtvaardigen.

Tijdens de zitting op 31 oktober 2007 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de aangevoerde omstandigheden in het verzetschrift beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze geen aanleiding gaven voor een ander oordeel dan in de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat de gemachtigde van appellant niet aannemelijk had kunnen maken dat het beroepschrift tijdig was verzonden. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en de strikte naleving van de termijnen in het bestuursrecht. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken, waarbij de griffier M.B. de Gooijer aanwezig was. De uitspraak is een bevestiging van de eerdere beslissing en onderstreept de noodzaak voor appellanten om zorgvuldig om te gaan met de termijnen in rechtsprocedures.

Uitspraak

07/2027 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 30 januari 2007, 06/1787 WW (hierna: aangevallen uitspraak).
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 20 juni 2007 heeft de Raad het namens appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals, namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 31 oktober 2007, alwaar partijen zoals tevoren bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 20 juni 2007 berust hierop, dat het hoger beroepschrift niet binnen de termijn van zes weken na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank is ingediend en dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest.
De vraag is aan de orde of het hoger beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad is van oordeel dat de door de gemachtigde van appellant aangevoerde omstandigheden in het verzetschrift geen aanknopingspunten bevatten voor een ander oordeel dan waartoe hij bij zijn uitspraak van 20 juni 2007 is gekomen.
Uit hetgeen in verzet is aangevoerd kan de Raad niet anders afleiden dan dat de gemachtigde van appellant niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de verzending van het beroepschrift van 5 maart 2007 aan de Raad per falkpost tijdig is geschied.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2007.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) M.B. de Gooijer.
BvW