ECLI:NL:CRVB:2007:BB8331
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1937 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend bij de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad voor erkenning als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV). Appellante stelde dat zij tijdens de Japanse bezetting was geïnterneerd en met haar moeder en zusters ondergedoken was. De aanvraag werd afgewezen op 22 augustus 2006, omdat niet was aangetoond dat appellante vervolging in de zin van de Wet had ondergaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 november 2007 uitspraak gedaan. De Raad overwoog dat de definitie van vervolging in de Wet handelingen of maatregelen omvat die tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 door de vijandelijke bezettende macht zijn gericht tegen personen op basis van hun ras, geloof of afkomst. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat appellante vrijheidsberoving had ondergaan tijdens de Japanse bezetting. Er was geen bevestiging van de door appellante gestelde internering en haar ervaringen gaven geen aanleiding om te concluderen dat zij onderduik had ervaren.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet vernietigd kon worden en dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en werd in het openbaar uitgesproken.