ECLI:NL:CRVB:2007:BB8031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch inzake VGZ Zorgverzekeraar N.V.
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 1 februari 2007, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van VGZ Zorgverzekeraar N.V. van 20 april 2006 ongegrond werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door L.J. Lindeman, heeft hoger beroep ingesteld omdat hij van mening is dat VGZ ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar wegens kennelijke ongegrondheid. Dit betreft een procedure die valt onder het bestuursrecht en specifiek het socialezekerheidsrecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 24 oktober 2007, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank in zijn geheel onderschreven en de door de rechtbank gegeven overwegingen als uitvoerig en voldoende onderbouwd beschouwd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, wat betekent dat de kosten voor de partijen zelf blijven.
De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep was om de aangevallen uitspraak te bevestigen voor zover deze was aangevochten. Dit betekent dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft, en dat VGZ in zijn handelen niet onterecht heeft gehandeld door af te zien van het horen van appellant in bezwaar. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons en is openbaar uitgesproken op 7 november 2007.