ECLI:NL:CRVB:2007:BB7398
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2007 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 17 juli 2007, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor het verzet was dat appellant, vertegenwoordigd door mr. R.G.J. van Ommeren, niet in staat was het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zich vóór het verstrijken van de termijn tot de griffie had gewend met het verzoek om een langere termijn voor de betaling van het griffierecht, gezien zijn financiële situatie. Deze authentieke aantekening was van belang voor de beoordeling van de zaak.
De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak van 17 juli 2007, die berustte op de niet-betaling van het griffierecht, niet kon standhouden. Het verzet werd gegrond verklaard, wat betekende dat de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de oorspronkelijke stand werd voortgezet. Appellant kreeg een nieuwe termijn van acht weken voor de betaling van het griffierecht. Tevens werd het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam veroordeeld in de proceskosten van het verzet, die zijn begroot op € 322,-- wegens verleende rechtsbijstand.
De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier S.R. Bagga, en vond plaats in het openbaar. Het onderzoek ter zitting had eerder plaatsgevonden op 24 oktober 2007, waarbij appellant aanwezig was met zijn advocaat, terwijl het College niet vertegenwoordigd was.