ECLI:NL:CRVB:2007:BB7242
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstandsverlening op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) werd bevestigd. Appellant, die sinds november 2000 een bijstandsuitkering ontvangt, had op 17 juli 2004 een aanvraag ingediend voor een uitkering om een bedrijf te starten als zelfstandig exporteur van zaden voor bloemen en tuinbouwgewassen, gericht op de markt in Servië. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag op 14 december 2004 afgewezen, na advies van LTC bedrijfsadvies, dat oordeelde dat de onderneming van appellant niet levensvatbaar was.
Na de afwijzing heeft appellant bezwaar aangetekend, maar dit werd door het College ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 12 juni 2006 het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij zijn standpunt heeft onderbouwd met argumenten en brieven van potentiële afnemers.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 6 november 2007 geoordeeld dat het College zich terecht heeft gebaseerd op het advies van LTC. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn stelling dat zijn onderneming levensvatbaar is, niet met concrete objectieve gegevens heeft onderbouwd. De brieven van potentiële afnemers werden als onvoldoende gewichtiger bevonden om tot een ander oordeel te komen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.