ECLI:NL:CRVB:2007:BB6173

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/6183 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2007 uitspraak gedaan over het verzet van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 13 maart 2007. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 december 2005, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard. De appellant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijkverklaring.

De Raad heeft vastgesteld dat de uitspraak van 13 maart 2007 op 16 maart 2007 per aangetekende brief naar het juiste adres van de appellant is verzonden, waarbij is aangegeven dat verzet binnen zes weken kon worden aangetekend. De appellant heeft echter pas op 15 mei 2007 om uitleg gevraagd en zijn verzetschrift op 5 juni 2007 ingediend, wat betekent dat de wettelijke termijn voor het indienen van verzet is overschreden. De Raad heeft geen redenen gevonden om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen.

Hieruit volgt dat het verzet niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat de procedure in hoger beroep is geëindigd en de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 september 2007.

Uitspraak

06/6183 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 december 2005, 04/4961 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage
Datum uitspraak: 12 september 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 13 maart 2007 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 13 maart 2007 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 29 augustus 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 13 maart 2007 is bij aangetekende brief van 16 maart 2007 aan het - juiste - adres van appellant gezonden. Aan het slot van de uitspraak is vermeld dat daartegen binnen zes weken verzet kan worden gedaan.
Appellant heeft zich bij brief van 15 mei 2007 tot de Raad gewend en verzocht om uitleg. Bij brief van 5 juni 2007 heeft appellant vervolgens een verzetschrift ingediend.
De Raad stelt vast dat, ook als niet de brief van 5 juni 2007 maar reeds de brief van 15 mei 2007 als verzetschrift wordt aangemerkt, de wettelijke termijn voor het doen van verzet is overschreden. Appellant heeft niets aangevoerd dat enig aanknopingspunt biedt om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Hieruit volgt dat het verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ter voorlichting van appellant merkt de Raad nog op dat dit betekent dat de procedure in hoger beroep is geëindigd en dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 september 2007.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) C.H.T.W. van Rooijen.
PR