ECLI:NL:CRVB:2007:BB6112

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1772 WAO + 1774 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Arnhem inzake WAO-uitkering en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.C. Frissart-Kallenbach, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 februari 2007. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 oktober 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat betrekking had op de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante heeft haar hoger beroep op 6 augustus 2007 ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van schade en proceskosten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten met toestemming van partijen.

De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot schadevergoeding indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de nieuwe beslissing op bezwaar van 24 juli 2007 volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellante. Wat betreft de proceskosten heeft de Raad geoordeeld dat de kosten van de huisartsen niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze al door de rechtbank zijn behandeld in de eerdere uitspraak. De Raad heeft echter het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen.

In de beslissing heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep en het door appellante betaalde griffierecht van € 106,-. De uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier S. Sweep, en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2007.

Uitspraak

07/1772 + 1774 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[A. te B. ] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 februari 2007, 05/4340 en 06/1689 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 19 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.C. Frissart-Kallenbach, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 6 augustus 2007 heeft mr. Frissart-Kallenbach, voornoemd, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de door appellant geleden schade alsmede te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bericht geen gebruik te zullen maken van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Artikel 7:15, tweede tot en met vierde lid, van de Awb is hierbij van toepassing. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is artikel 8.75a van de Awb van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat de nieuwe beslissing op bezwaar van 24 juli 2007 geheel aan de bezwaren van appellante tegemoetkomt.
Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de proceskosten overweegt de Raad het volgende.
Nu het Uwv niet heeft betwist dat aldus aan appellante is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
De proceskosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand alsmede het betaalde griffierecht in de procedure in beroep dienen reeds op grond van de aangevallen uitspraak te worden vergoed.
Met betrekking tot de kosten van de nota van T. Lagro-Janssen en B. Lagro, huisartsen overweegt de Raad dat die naar het oordeel van de Raad niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Raad merkt hierbij op dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak reeds heeft beslist ten aanzien van de proceskosten in verband met de procedure in eerste aanleg. Appellante heeft tegen deze kostenveroordeling geen hoger beroep ingesteld, zodat hier slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling staan.
Voorts wijst de Raad het verzoek van appellante toe om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de aan appellante verschuldigde wettelijke rente over die na te betalen uitkering dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995, 314.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van renteschade als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellante betaalde griffierecht van € 106,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S. Sweep als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2007.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) S. Sweep.
JL