ECLI:NL:CRVB:2007:BB6101

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/2502 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verhoging WAJONG-uitkering tot 100% van de grondslag op basis van geregelde verzorging en oppassing

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van A. te B. tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 22 maart 2005, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had de aanvraag van appellante om haar WAJONG-uitkering te verhogen tot 100% van de grondslag afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor geregelde verzorging en oppassing. Appellante ontving een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 4 september 2007 behandeld. Appellante was niet verschenen op de zitting, maar haar advocaat, mr. R.A.J. Delescen, heeft namens haar hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft overwogen dat de aanvraag van appellante om verhoging van haar uitkering is afgewezen op basis van de vaststelling dat zij over voldoende zelfstandigheid en redzaamheid beschikt. De Raad heeft de beleidsregels inzake verhoging van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bij hulpbehoevendheid in acht genomen en vastgesteld dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor verhoging tot 100% van de grondslag, maar mogelijk wel tot 85%.

De Raad heeft geconcludeerd dat appellante niet in aanmerking komt voor de gevraagde verhoging, omdat zij niet voldoet aan de beperkte uitleg van de begrippen geregelde verzorging en geregelde oppassing. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak terecht bevestigd, en het beroep op het gelijkheidsbeginsel van appellante werd afgewezen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

05/2502 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[A. te B. ] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 22 maart 2005, 04/895 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 4 september 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.A.J. Delescen, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2007. Appellante is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.J.M.H. Lagerwaard, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Appellante ontvangt een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
In artikel 9 van de Wajong is bepaald dat een uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, wordt verhoogd tot ten hoogste de grondslag, indien de betrokkene verkeert in een althans voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid die geregeld oppassing en verzorging nodig maakt.
Ter invulling van deze bevoegdheid zijn in het Besluit verhoging arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bij hulpbehoevendheid (WAO, WAZ en Wajong) 1999 beleidsregels vastgesteld. Het beleid gaat uit van een indeling in twee categorieën, te weten verhoging tot 85% of tot 100% van de grondslag. Onder geregelde verzorging wordt verstaan hulp bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen (beperkte uitleg) of bij sommige essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen (ruime uitleg). Onder geregelde oppassing wordt verstaan de noodzaak van min of meer continue oppassing (beperkte uitleg) of de situatie dat kan worden volstaan met geregelde handreikingen door derden (ruime uitleg). Verhoging tot 100% van de grondslag is aan de orde, indien voor ten minste één van de begrippen geregelde verzorging en geregelde oppassing wordt voldaan aan de beperkte uitleg. Verhoging tot 85% van de grondslag is aan de orde, indien voor beide begrippen wordt voldaan aan de ruime uitleg. Indien echter in beduidende omvang, dat wil zeggen ten minste vier dagen per week, oppassing en verzorging wordt genoten uit hoofde van een andere voorziening zoals een dagverblijf of speciaal of regulier onderwijs, dan geldt dat indien de betrokkene voor verhoging tot 100% van de grondslag in aanmerking zou komen, die verhoging beperkt blijft tot 85%, en indien de betrokkene voor verhoging tot 85% in aanmerking zou komen, verhoging achterwege blijft. Volgens vaste rechtspraak van de Raad kunnen deze beleidsregels de rechterlijke toetsing doorstaan.
Bij besluit van 8 november 1999, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 26 april 2000, heeft de rechtsvoorganger van het Uwv - na onderzoek door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringarts - de namens appellante gedane aanvraag om met ingang van 2 maart 1996 haar uitkering te verhogen afgewezen. De besluitvorming berust op de vaststelling dat appellante, die toen bij haar moeder woonde, nog over zoveel zelfstandigheid en redzaamheid beschikt dat zij niet in aanmerking komt voor verhoging tot 100% van de grondslag. Wel zou zij op zichzelf in aanmerking komen voor verhoging tot 85%, maar omdat zij gedurende vijf dagen per week het activiteitencentrum “De Pappelhof” bezoekt, is sprake van de situatie dat zij in beduidende mate oppassing en verzorging geniet uit hoofde van een andere voorziening.
Nadat was komen vast te staan dat appellante op 23 april 2003 zou verhuizen naar een complex voor begeleid wonen, is namens haar een aanvraag gedaan om verhoging van de uitkering met ingang van die datum. Daarbij is aangegeven dat appellante in de nieuwe woonsituatie voor aanmerkelijk hogere kosten komt te staan.
Bij besluit van 11 december 2003, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 juni 2004, heeft het Uwv - na onderzoek door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts - de aanvraag afgewezen op de grond dat niet is gebleken dat appellante voor ten minste één van de begrippen geregelde verzorging en geregelde oppassing voldoet aan de beperkte uitleg.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 16 juni 2004 ongegrond verklaard.
Namens appellante is in hoger beroep, evenals in beroep, aangevoerd dat zij zowel wat het begrip oppassing als wat het begrip verzorging betreft op zichzelf voldoet aan de voorwaarden voor verhoging tot 100% van de grondslag, zodat zij - nu zij nog steeds gedurende vijf dagen per week “De Pappelhof” bezoekt - in aanmerking komt voor verhoging tot 85%. Daarbij is er onder meer op gewezen dat in het complex voor begeleid wonen sprake is van assistentieverlening gedurende 24 uur per dag en zeven dagen per week. Namens appellante is voorts een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel.
De Raad komt tot de volgende beoordeling, daarbij vooropstellend dat naar zijn oordeel in dit geval geen sprake is van een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gelet op de door de moeder van appellante in verband met de beoordeling van de aanvraag op 19 maart 2003 ingevulde vragenlijst kan niet worden volgehouden dat appellante wat verzorging betreft hulp nodig heeft bij nagenoeg alle essentiële, dagelijkse levensverrichtingen. Appellante is, zo blijkt uit de vragenlijst, onder meer in staat om zelfstandig in en uit bed te komen, zichzelf aan- en uit te kleden, en zelfstandig naar het toilet te gaan. Voornamelijk bij de lichaamsverzorging, zoals baden/douchen, haren kammen en nagels knippen, heeft appellante hulp nodig. Wat oppassing betreft blijkt uit de vragenlijst dat appellante één uur aaneengesloten, buiten de aanwezigheid van derden, binnenshuis kan functioneren. Buitenshuis dient appellante altijd te worden begeleid. Het gegeven dat appellante nog over zoveel zelfredzaamheid beschikt dat zij overdag één uur zonder toezicht van een derde binnenshuis kan functioneren, geeft aan dat geen sprake is van de noodzaak van min of meer continue oppassing. Dat in het complex voor begeleid wonen permanent assistentieverlening beschikbaar is, maakt dit niet anders. Op grond van het voorgaande en mede gelet op het gegeven dat uit de gedingstukken ook niet naar voren komt dat sprake is van een ernstiger situatie dan indertijd, moet ook de Raad vaststellen dat appellante voor geen van de begrippen geregelde verzorging en geregelde oppassing voldoet aan de beperkte uitleg (maar wel aan de ruime uitleg).
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De in hoger beroep namens appellante ingezonden stukken hebben betrekking op twee personen van wie een eerder toegekende verhoging is ingetrokken omdat zij niet (langer) aan de voorwaarden voldoen. Reeds omdat die situatie zich ten aanzien van appellante niet voordoet, ziet de Raad niet welke betekenis deze gevallen voor de beoordeling van het geval van appellante kunnen hebben.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen grond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. Rooijen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 september 2007.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) C.H.T.W. van Rooijen.
PR/050907