ECLI:NL:CRVB:2007:BB6091
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek om uitkering als weduwe van vervolgingsslachtoffer
In deze zaak heeft appellante, weduwe van [P. ], een herzieningsverzoek ingediend bij de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante had eerder, in februari 1997, een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, welke aanvraag was afgewezen op 12 februari 1998. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het overlijden van [P. ] niet aan de vervolging kon worden toegeschreven, ondanks dat hij vervolging had ondergaan. Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing.
In april 2005 heeft appellante opnieuw een aanvraag ingediend, die door verweerster op 13 april 2006 werd afgewezen. Verweerster stelde dat appellante geen nieuwe relevante feiten of gegevens had aangedragen die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De Raad heeft het verzoek om herziening beoordeeld en geconcludeerd dat appellante geen nieuwe medische feiten of gegevens heeft gepresenteerd die niet eerder bekend waren bij de besluitvorming over de eerste aanvraag.
De Raad heeft de verklaring van het ziekenhuis in Manado, die door appellante was overgelegd, niet als voldoende waardevol beschouwd, omdat deze niet was ondertekend door een bevoegde medicus. De Raad heeft vastgesteld dat er geen grond is voor vernietiging van het bestreden besluit en heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door H.R. Geerling-Brouwer, in aanwezigheid van griffier P.W.J. Hospel, op 11 oktober 2007.