ECLI:NL:CRVB:2007:BB5196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 25 augustus 2006. De zaak betreft de betaling van een WAO-uitkering door appellante, die als eigen risicodrager was aangesteld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, waarin haar bezwaren tegen een eerder besluit ongegrond werden verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat het geschil beoordeeld moet worden aan de hand van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de relevante bepalingen die golden ten tijde van het geschil.
Appellante voerde aan dat artikel 75a van de WAO niet op haar van toepassing was, omdat zij ten tijde van het dienstverband met de ex-werknemer nog geen eigen risicodrager was. De Raad oordeelde echter dat artikel 75a ook van toepassing is op werkgevers die ten tijde van de dienstbetrekking nog geen eigen risicodrager waren. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de betaling van de WAO-uitkering bij appellante ligt, ongeacht de timing van haar aanstelling als eigen risicodrager.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet mocht aannemen dat zij geen verplichtingen meer had jegens de ex-werknemer op het moment dat zij eigen risicodrager werd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier.