ECLI:NL:CRVB:2007:BB4599
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- A. Beuker-Tilstra
- O. Boute
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 22 februari 2007 was genomen. Dit besluit handhaafde de weigering om een eerder besluit van 16 juli 2001 te herzien, omdat de verzoeker geen nieuwe feiten of gegevens had ingediend die zouden aantonen dat hij vervolging in de zin van de Wet had ondergaan.
De verzoeker stelde dat hij, gezien zijn geringe inkomen en leeftijd, op korte termijn in aanmerking moest komen voor een periodieke uitkering. De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er sprake is van onverwijlde spoed. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen voldoende zwaarwegend spoedeisend belang was dat het treffen van een voorziening rechtvaardigde. Dit werd mede onderbouwd door het feit dat het beroep in de hoofdzaak van de verzoeker naar verwachting al in het eerste kwartaal van 2008 door de Raad zou worden behandeld.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier O. Boute, en werd openbaar uitgesproken op de genoemde datum.